snappen; moest het kanonvuur ophouden, de kring der gedruktheid zou nauwer worden, tot stikkens toe. Dit is althans de gewaarwording van het oogenblik, en het is waarschijnlijk dat aangehouden stilte weer idyllische kalmte meebrengen zou.
Intusschen denk ik mij een eventueel verhaal van een Edgar Poe of een Villiers de l'Isle Adam, over een geval van moreele asphyxie. Ik weet niet welke Inquisitie zou iemand veroordeeld hebben tot zedelijke verstikking. Hij wordt eerst geslingerd en geslagen door eene demonische menigte heen, die alle besef van eerbied voor eigendom en schoonheid, voor orde en edele vreugd verloren heeft. Daarna wordt hij opgesloten in een glazen huis, waarvan de veiligheid hem te geringer schijnt, dat hij er allerlei vijandelijke krachten aan de vier zijden voorbij ziet trekken. Door de wanden heen hoort hij wél de buitenwereld, maar de klank ervan luidt valsch en trilt lang na op onhebbelijke, pijnlijke wijze. Hij ziet, in de verte, zijne vrienden, waar hij niet mee praten kan. Men roept hem, van buiten, allerlei nieuwtjes toe, die hem schromelijk vergroofd door de trilling van het glas in de ooren klinken en hem verbijsteren. Trouwens, hij ziet door de ruiten hoe de roepers grijnzen en grimlachen. Hij wilde wel weten hoe laat het is: om hem heen hangen honderd klokken, maar alle wijzen een verschillend uur aan. Slechts ééne trouwens die tiktakt, en geweldig. Maar als het 's avonds donker wordt, wijst zij nauwelijks vijf uur, terwijl hij heel goed weet dat men nog in September is, en het dan niet vóór zes uur donker wordt... In zijne glazen kooi wordt het luchtijlzwoel. Hij hoort dag aan dag zijn hart luider kloppen.