11 September.
De dag der verrassingen.
Eerst deze: ik kom in het bezit van een Gentsch dagblad, dat ik een frank betaal. Op straat durf ik het niet te ontplooien: dat is véel gevaarlijker dan gij u voorstelt. Dat ik het op zak heb, is voor mij het bewijs dat Gent niet is ingenomen. Ik veradem...
Aangekomen in een vertrouwd rustoord, waar geen Duitschers zitten, kan ik het gebeurde lezen. De Duitschers hebben inderdaad mijne geboortestad gespaard. Zij vroegen daarvoor tien millioen frank en honderd vijftig duizend kilo haver. 't Geld kregen zij niet, wel de haver. De Gentsche paarden zullen het van winter met hooi en stroo moeten doen. Maar zij hebben aldus misschien de hemelsche ‘Aanbidding van het Lam’ der van Eyck's gespaard. Den Gentschen paarden heil!
Tweede verrassing: het offensief optreden van Frankrijk en Engeland en het lichte wijken der Duitsche frontlinie. Nieuwe verademing: wij gaan eindelijk zien wat de verbondenen in hun schild voeren... Intusschen trekken de Duitschers langs Zuid-Vlaanderen, het land van Herman Teirlinck en van Stijn Streuvels, door, naar 't Noord-Westen van Frankrijk, de Engelschen tegemoet. Het schijnt wel dat zij er voorloopig van afzien, Antwerpen in te nemen. De troepen, die zij daarheen sturen, en die haast elken dag in schermutseling komen met Belgische soldaten, die naar het Zuiden, op Brussel toe, veld schijnen te winnen, moeten dienen om te beletten, dat ons, nog vrij sterk, leger, het Engelsch-Fransche zou gaan helpen...
Derde verrassing: eene nieuwe proclamatie, en wel