verliest gij viermaal twee à drie uur, laat ons zeggen een kleine vijftien uren; gij hebt er zeven en dertig frank, vijftig centimes (honderd frank, min de vijftig mark, die samen uw vierden kasbon uitmaakten) van uw mooie Belgische, klinkende geld aan verspild; en moogt dan nog heel blij zijn, dat gij zoo spoedig aan uw fondsen gekomen zijt, want de Deutsche Bank wisselt wel alle dagen Duitsch geld tegen bons der stad Brussel uit, maar de stad Brussel heeft vaste dagen waarop zij hare bons tegen papier van de Nationale Bank uitwisselt, en die dagen kunnen ver van mekaar afliggen...
Uit dit alles zal u zonneklaar blijken, dat Brussel nog geen Duitsche stad is.
Ik verhaast mij eraan toe te voegen, dat het al even moeilijk is, er een Belgisch briefje van duizend frank uitgewisseld te krijgen. Zoodat men dan ook wel ten langen leste zou kunnen gaan twijfelen, of Brussel nog eene Belgische stad is...
Voor een financier is dit alles misschien zeer natuurlijk. Voor een doodgewoon mensch is het eenvoudig beroerd. Het geld is er: men weet het; niemand twijfelt eraan. Waarom het dan echter niet in omloop gebracht, zij het dan nog in papiertjes van één frank?...