Verzameld werk. Deel 8. Het dagelijksch brood II. Dagboeken en brieven over den oorlog 1914-1918
(1950)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend
[pagina 43]
| |
neemt de vader een besluit: hij zal zijn zoon niet alleen laten gaan; hij wil mee. Het Roode Kruis vraagt brancardiers; hij neemt als dusdanig dienst. Vader en zoon worden naar het front gestuurd. In het gevecht krijgt de zoon een kogel in het voorhoofd. Hij sterft in de armen van zijn vader, die er in slaagt, eene kist te vinden. Zelf begraaft hij hem. Vandaag is hij teruggekomen bij zijne vrouw, met het treurige nieuws en om haar te troosten... Men verneemt vandaag allerlei nieuws: weer zou een Zeppelin Antwerpen hebben gebombardeerd, en de regeering zou minister Carton de Wiart met de ministers van state Hijmans, Van der Velde en De Saedeleer naar de Vereenigde Staten hebben gestuurd om hiertegen te protesteeren en moreele hulp in te roepen. Anderdeels zouden Engelschen langs onze uiterste Westergrens zijn binnengekomen. Zij moeten Duitsche troepen voor Ieperen hebben ontmoet en verslagen... Nieuws van anderen aard; wij bezitten, behalve den militairen gouverneur en de Brusselsche Kommandantur, thans ook een ‘General-gouvernement für Belgien.’ Het heeft het Astoria-hotel betrokken in de Koninklijke straat. In al de ministeries zijn de Duitschers druk in de weer: daar gebeurt ongetwijfeld iets van belang. Op het vierkante plein achter het Parlement aan, hebben de soldaten eene verschansing van zakken aardappelen opgeworpen. Daarachter hebben zij eene gemakkelijke keuken ingericht. De schouwen van hunne fornuizen vonken. De koks, aan lange tafels, maken groenten klaar. Ik merk met genoegen, dat de man- | |
[pagina 44]
| |
schappen, die in den Senaat huishouden, vanmiddag rabarber te eten krijgen. Moge het hun wel bekomen!... Behalve onze briefjes van vijf frank, hebben wij er nu ook van twee en éen frank. Zij zijn maar een vierde zoo groot als de Hollandsche guldenbriefjes, maar zien er toch haast even mooi uit. |
|