eigendom waar hij op teren kan, ook waar al ander proviand door exotische vraatzucht wordt gesubtiliseerd. Nochtans is daar een meer ideaal beginsel tot ontvlammen van het, trouwens onbluschbare, nationale gevoel: ik heb den accordeon genoemd.
De accordeon (elders trekorgel, elders trekzak, en zelden, want te aristocratisch, harmonica betiteld) is anders geen specifiek-Brusselsch speeltuig. Ik vergis mij niet of weinig, als ik hem internationaal noem. Maar is er één muziekinstrument méér internationaal, dan het menschelijke stemgeluid? Nochtans klinkt het verschillend in den mond der onderscheiden volkeren, die er allen een eigen gebruik voor hebben gevonden. Verwondert u dan ook niet, bid ik u, zoo ik den accordeon voor Brussel opeisch.
Of liever nog: voor België.
Want zoo de accordeon Brusselsch is, dan is het, omdat hij algemeen-Belgisch, pan-Belgisch, groot-Belgisch is, zelfs Eupen en Malmédy inbegrepen.
Brussel is immers een vergaderplaats, als elke hoofdstad. Vlaming en Waal loopen er elkander aan en voorbij en ignoreeren elkanders oorsprong, met eene onverschilligheid die geheel ten nadeele is van de liefde voor het gemeenschappelijke vaderland. Doch, gaat daar het rekkende gejammer van den accordeon klinken...
Hier moet ik, met uw welgevallen, een decor optimmeren. - Het is Zondagochtend, zonnig, en nogal warm. De Groote Markt ligt binnen zijne vergulde steenen, zooals burgemeester Buls dat heeft gewild ten behoeve juist van de Angel-Saksische toeristen (al mijn broertjes zijn gestorven aan archaeologische