| |
| |
| |
Brieven in de Nieuwe Rotterdamsche Courant
over cultureel, politiek en maatschappelijk leven in Belgie
1906-1914 1919-1929
| |
| |
Jubelfeest
Brussel, 25 Juli 1906
Gelooft men in de bewering, dat de bevolking van elke stad een eigen karakter heeft, een samenstel van eigenschappen, van deugden en aangeboren hebbelijkheden, van hoedanigheden die tot de stad zelf behooren en door de stad, in hare gewoonten als in hare gebouwen, weêrspiegeld worden, dan zal men aan den Gentenaar niet verwijten mogen, dat hij een ‘meêlooper’, een meêgaand, onderworpen, licht-tevreden en makkelijk-plooibaar mensch is. Toen keizer Karel, die, zelf een Gentenaar, het weten kon, zijn stadgenooten razerig hun ‘harde koppen’ ten kwade duidde, wist hij wel, dat vóór zijn tijd reeds die koppen niet buigen wilden, en dat de toekomst ze bezwaarlijk buigen zou.
Thans nog zijn dwarszin, bedilzucht, naast koppigheid en doordrijvigheid hun eigen merk: een Gentenaar is wantrouwend; zijn kritisch vermogen beheerscht zijn geestdrift; doch is eenmaal de onderzochte, langs allen kant bekeken zaak eene goede geacht, dan kan ze op zijn doorzettende kracht, op de taaiheid van zijn wil, op zijne ‘hardhoofdigheid’ rekenen, door alle hinderpalen heen, zelfs indien ze naderhand een dwaling moest blijken.
Daar heeft het Gentsche volk een grootschheid, een onbehouwen, grootlijnigen adel, eene imponeerende, rustige en zelf-bewuste kracht door verkregen, die afsteekt bij de West-Vlaamsche plooibaarheid en de Brabantsche gulle toegevendheid; en wie, die in de puinen van Sint Baafsabdij, te Gent, het hard-steenen
| |
| |
beeld van den ‘man van het Belfort’ heeft gezien, dat vóór eeuwen één der vier hoeken van den stadstoren versierde: een reuzig krijgsman, 't aangezicht stoer en gesloten onder 't helmet, den stierenhals recht in den stalen kraag, de open borst breed in 't maliënkolder, de beenen als boomen en de handen in geruste kracht op 't manshooge slagzwaard: die heeft de Gentsche Ziel gezien, welke, vitzuchtig, niets lichtzinnig aan zal nemen, maar 't aangenomene, eenmaal eigen-erkend, tegen welke macht ook, onversaagd verdedigt. Voorbeelden uit de Geschiedenis? Zij zouden bevestigen wat ik hier vooruitzet, en de uitlegging, naast de verrechtvaardiging zijn, van 't laatste voorbeeld dat ik u aanhalen kan: de Jubelfeesten van de socialistische coöperatieve maatschappij ‘Vooruit.’
Deze heeft - bewijs van Gentsche dwarsdrijverij en eigenzin - voor haar feest de dagen gekozen, dat overal elders in België de 76e verjaardag der nationale onafhankelijkheid wordt gevierd. En - bewijs van Gentsche wilskracht en taaie doordrijvendheid - zij heeft het gedaan op eene wijze die, om haar grootsch vertoon evenals om 't belang van 't vertoonde, verbazing en eerbied, ook bij andersdenkenden, heeft gewekt.
Gesticht, en op zeer kleine schaal, in 1881, als een eerste bewijs in België dat de socialistische gedachten veld wonnen, was ‘Vooruit’ aanvankelijk slechts eene nietige samenwerkende bakkerij. Thans mag ze aangezien worden als de grootste bakkerij van België. En om haar hebben zich onder denzelfden naam geschaard kleedermagazijnen, schoenmakerijen, eene drukkerij, een kolenhandel, apotheken, eetwarenwinkels, eene - on- | |
| |
langs-gestichte - weverij. Baanbrekend op den weg der coöperatie, liet ze de andere samenwerkende kringen - antisocialistische, als ‘het Volk’, ‘burgerlijke’ als ‘het Volksbelang’ en ‘Elks Belang’, evenals die, welke gesticht is onder de beambten van spoorwegen, posterijen en telegrafie, verre achter zich. Hare winsten dienen om ziekte- en kraambedfondsen, om pensioenkassen en bibliotheken te stichten en te onderhouden, terwijl een deel ervan aan de leden terugkeert. En dan had ze nog genoeg over om een groot feestlokaal en tallooze magazijnen te koopen, en om, op de Vrijdagsmarkt, een echt paleis, ‘Ons Huis’, te bouwen, vlak achter het beeld van Jakob van Artevelde, den volkstribuun - die, tusschen haakjes, ook de geringe toegevendheid en de kritische doorziendheid van 't Gentsch karakter, ten koste van zijn leven, helaas, moest leeren kennen.
De 25-jarige maatschappij ‘Vooruit’ heeft dus gefeest en gejubeld, en... het was ontzagwekkend. Een stoet van 20.000 man, onder wie een driehonderd Hollanders, toog, deftig, machtbewust, door de straten, waar het stof, in de gulden zon, onder hunne voeten als een verheerlijkende wierook opsteeg. Muziek jubelde statig, vlaggen wapperden hel-rood tegen den strak-blauwen hemel. En midden door een stille, star-oogende, als van verwondering geslagen menigte, hotsten en waggelden de groote, lompe praalwagens voorbij, acht zware praalwagens, waar stijf in de witte kleerkens de ‘maagdekens’ op zaten. En nieuwe kartels, schel-plekkend in de lucht, droegen aan; en weer nieuwe felle bloedvlaggen; en steeds nieuw klaroengeschater in de verte; - tot
| |
| |
eindelijk de stichters van ‘Vooruit’ aanstapten, gezel Anseele aan 't hoofd: de welbekende, woordmachtige meester-der-massa, de opruier-en-temmer, de man met de ijzeren hand en den stalen blik, de autocratische heerscher over deze werklui, die hem in schroom en met vrees aanbidden.
Het was, ik herhaal, ontzagwekkend; vooral wanneer Anseele - toen heel de optocht zich op de groote, vierkante Vrijdagsmarkt had geschaard - over die menigte zijn stem liet schallen, en, in 't ruwe, keelklinkende, schetterende Gentsch dialekt, eigen glorie, eigen verheerlijking ophief; in een stoet van heftige, breede beelden - geen taal is beeldrijk als de Gentsche - den strijd en de overwinning roemde. En toen als een branding de mompeling door het volk woei, die in oneindig gejuich ging uitbreken, rilde als een huivering door den minst-gevoeligen der toeschouwers...
En de vreemdeling, die dit schouwspel hadde bijgewoond, zou hebben gedacht: wat moet het socialisme in België machtig zijn!
Maar wij, die het wel beter weten, wij zullen niet aan 't heele socialisme geven wat alleen den Gentenaars behoort. Redde Caesari... Wij weten dat het socialisme niet zoo machtig is: op de 1.581.649 Belgische kiezers die op de lijsten van 1905-1906 ingeschreven zijn, kan het zelfs op het derde deel niet, kan het slechts op 450.000 deelgenooten rekenen, minder nog dan de helft der werklieden-kiezers, die 916.980 in getal zijn. Maar in Gent, nijverheidsstad, waar men dwarszinnig en doordrijvend is, daar was het voldoende, dat een nieuwe gedachte, die verzet predikte en koppigheid eischte,
| |
| |
rees, om aanhangers en apostels te vinden. De bloei van ‘Vooruit’ is minder een socialistische triomf dan een Gentsch karakterverschijnsel. ‘Vooruit’ is machtig, doordat de Gentenaar aan alle tucht, buiten eigen tucht, weerspannig is, zijn eigen baas wil zijn, en zijn eigen baas zijn kán.
En daarom heeft ‘Vooruit’ gefeest midden in en dwars door de nationale feesten; terwijl in Antwerpen de schoolkinderen de Brabançonne zongen, zongen velen van die uit Gent de Marseillaise; en terwijl Anseele's stem donderde over de Vrijdagsmarkt, woonde koning Leopold, als echte Brusseleer van den ouden stempel, een feestelijken bolwedstrijd bij; en hij weigerde het hem geboden glas champagne, maar dronk smakelijk een koel glas nationalen lambiek, na met mieneere den burgemeester aangetikt en ‘santé’ te hebben gedaan.
|
|