lof, naast den lof die Jan van Krimpen en der firma Enschedé toekomt.
Eindelijk heeft de ‘Coup de Dés’-editie op de andere voor, dat ze ons als appendix biedt een onuitgegeven ‘Commentaire sur la Chanson d'Eve’, uittreksel van een doorloopende studie van Charles van Lerberghe-zelf, gestuurd aan zijn vriend Albert Mockel. Deze schrijft in eene inleidende nota: ‘Avant de confier son livre aux soins du Mercure de France, Charles van Lerberghe avait voulu en communiquer le texte à un ami. Il se plut à y joindre, à l'adresse de ce confident, une lettre de proportions vraiment inusitées: un “commentaire” qui remplit les 76 pages d'un cahier in quarto. Une charmante et libre analyse venait s'ajuster ainsi non seulement à l'oeuvre entière, mais à chacune des pièces qui la composent’.
Men kan het betreuren, - al is het anders zoo goed te wettigen! - dat Albert Mockel de gansche ontleding van zijn grooten vriend, die hem zijn ‘cher juge souverain’ noemt, niet heeft laten afdrukken. Met wat wij uit Van Lerberghe's briefwisseling met Fernand Séverin rakende ‘La Chanson d'Eve’ weten, zou het een zeldzaam-kostbaar document voor de innerlijke kennis van het gedicht zijn geweest. Het deel dat wij thans krijgen (vijf bladzijden druks) heeft in hoofdzaak betrekking op het boek in zijn geheel. Het is, zegt Mockel, ‘une sorte de “préface intime” Le poète y exprime, y explique ses intentions secrètes. Il nous révèle que, si la figure d'Eve est l'image de son idéal féminin’ (en hoe dikwijls heeft hij dat ideaal, vooral in zijne brieven, beschreven!),