Benoit en, in 't veel betere aan Jean Giraudoux, - en de ‘vogue’ die sedert Chateaubriant's ‘Brière’ de provinciale verhalen genieten (voor den Parijzenaar is de ver-afgelegen provincie óók het buitenland) bewijst die zucht naar exotisme, waar ik het hier over heb, en die trouwens goed te verklaren is na den vloed der ‘romans parisiens’ van vóór een kwarteeuw, en waarvan iedereen wel verzadigd zal zijn, te meer daar men inziet, hoe schril-valsch het Parijsche leven er meestal in voorgesteld wordt.
En nu doet het geval-Baillon zich mijns inziens voor als een exotisme-geval. Niet zoozeer omdat een paar zijner boeken in Londen of Brussel en zijn allereerste in de Kempen spelen, maar om een eigenaardigheid die den Franschen veel meer in het oog vallen moet dan ons Belgen. Het volgende zal u dit duidelijk maken.
Toen, een goede vijf jaar geleden, Baillon's ‘Moi quelque part’ te Brussel in eene geringe oplage verscheen - het was zijn eersteling, - mocht het zich niet dan in een nogal matigen bijval verheugen. Deze reeks fijne, maar nauwelijks-verbonden aanteekeningen kwam ons al te zeer voor als eene navolging van Jules Renard's ‘Histoires naturelles’, dan dat wij er eene literaire gebeurtenis in zouden hebben gezien. Het boek leek ons wel aardig; - zonder meer.
André Baillon vertrok daarop naar Parijs. Eerst gaf hij er zijne, zeer geforceerde, ‘Histoire d'une Marie’ uit. Daarop kwam eene nieuwe uitgave van ‘Moi quelque part’ onder den titel van ‘En sabots’. Het werk vestigde onmiddellijk de aandacht. De Franschen, die gauw vergeten, schenen den invloed van hun grooten Jules Renard