Verzameld werk. Deel 1. Lyrische poëzie
(1948)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend
[pagina 193]
| |
[pagina 195]
| |
Een vrome, koper-schoone woon
Een vrome, koper-schoone woon,
en rozig als een vrouwe-koon
in schromig liefde-wachten,
is glanzig om me heen het woud
van trage vagen roodend goud
ten avond, naar den paarsen nachte.
Nog staan de kruine' in winter-doem
geslagen, en door 't loom gedoem
van lammen mist omwogen;
maar, om de stammen stille ontwaakt,
ontlook een licht dat teeder blaakt
'lijk aarzel-hunkre vrouwen-oogen.
En - gij, wien geen geliefde wacht,
maar in wiens ziel een liefde lacht
in broos en blozend beiden:
uw kruine is zwaar van zorge; maar,
van heel uw innigst wezen klaar,
zie gulden schaâuwe' uw treên ontglijden...
|
|