'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929
(1997)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd162 Brussel, 9 december 1916KopijGa naar voetnoot1 Brussel 9 December 1916
Waarde Vriend, De censuur toont mij, in een nummer van de N.R.Ct. dat Brussel niet heeft bereikt, | |
[pagina 195]
| |
een briefje van u aan onzen vriend De Meester, waarin ik, tot mijn verbazing, lees dat mijn huis dag en nacht bewaakt wordt alsook dat van Vermeylen.Ga naar voetnoot2 Van zulke bewaking heb ik nooit iets gemerkt. Ik zou trouwens de bewakers beklagen: de straat is opgebroken en het tocht er verschrikkelijk! Ook op den Dieweg, waar ik nu en dan bij Gust aanloop, en waar het even verschrikkelijk tocht, heb ik nooit iets dergelijks gezien.Ga naar voetnoot3 De bewaking aldaar zal ook wel tot de mythologie behooren... Maar wie mag u dat hebben verteld? Ik toch niet! In uwe mededeeling aan Johan de Meester zie ik een blijk van uwe oude en beproefde vriendschap, en daar ben ik zeer gevoelig aan. Maar... wat wij voor 't oogenblik het meest verlangen, is: rust. Laten mijne vrienden in Holland over mij liefst zwijgen: dat zij aan mij denken is mij genoeg. Gij wilt misschien De Meester wel even opbellen en hem dit briefje voorlezen. Of er hem uit overschrijven wat nuttig kan zijn. Ik dank u bij voorbaat. Met ons aller gezondheid is het betrekkelijk goed: wij klagen niet en hebben niet te klagen. Wees [door] ons van harte gegroet Uw genegen, Karel van de Woestijne.
P.S. Wat gij in bovengemeld briefje schrijft over drukproeven bevreemdt mij: ik heb u een paar maand geleden gestuurd al wat ik had van ‘De Bestendige Aanwezigheid’, met verzoek naar meer. Ik stuurde u ook een brief van Vermeylen.Ga naar voetnoot4 Tot hiertoe geen antwoord. Gij kunt ons schrijven langs den weg van boeken en drukproeven. |
|