'Altijd maar bijeenblijven'. Brieven aan C.A.J. van Dishoeck, 1903-1929
(1997)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd142 Laken, 29 november 1913Laeken, 29 November.
Waarde Vriend, Ik heb tegenover U zooveel plichten te vervullen, dat ik er zelf niet meer uit geraak. Ik moet U eerst bedanken in naam van mijn zoon Paul. Het is voor hem eene verrukking geweest, heel die bibliotheek te ontvangen, en de verrukking is overgegaan op zijn onderwijzer, die de boekjes prachtig vindt.Ga naar voetnoot1 Ik ook trouwens. Serieus: ik wou dat ik kon schrijven als die Hollandsche onderwijzers: dat zijn eerste-rangs- | |
[pagina 166]
| |
Briefkaart van Van de Woestijne aan Van Dishoeck, 26 november 1912 (brief 137). (Collectie Letterkundig Museum, Den Haag.)
psychologen... Intusschen is Paul een goed deel van de verzameling al door. Die boekjes boeien hem, als een roman ons zou boeien... Tweede plichtvervulling: de vulpenhouder, prachtig ingepakt, gaat met dezelfde post. Ik had gehoopt hem weg te kunnen moffelen tusschen de copy van ‘Interludiën II’, die ik u eveneens bij deze stuur. Maar gij zijt er wel meê! Een vulpen laat hare aanwezigheid voelen overal waar zij is, en stemt er niet in toe, de post te verschalken... En daarmeê weet gij al, dat ik u ook, mitsgaders de drukproeven van de nieuwe uitgave der ‘Verzen’Ga naar voetnoot2 (wannéer krijge ik de eerste proeven van ‘Interludiën II’ en van ‘Bestendige Aanwezigheid’?), een aanvullend deel stuur van de copy van ‘Interludiën II’. Zoo hebt gij, op enkele bladzijden na, het boek compleet. (‘Bestend. Aanw.’ volgt over kort.) En nu heb ik weêr een plicht te vervullen, maar ditmaal tegenover mij-zelf. En | |
[pagina 167]
| |
ik schrijf het u maar vlakaf: wilt gij zoo vriendelijk zijn, mij op het nog verschuldigde honorarium tweehonderd frank te sturen? Ik heb in de eerste dagen van December veel te betalen, en 't gemakkelijkste middel om aan geld te komen is dat voorschot. Kon ik het hebben tegen Dinsdag, dan zoudt gij mij weêr een grooten dienst bewezen hebben. En ik zou U zeer dankbaar zijn. Ik mag daar op rekenen, nietwaar? En ik dank u bij voorbaat. Hier is alles betrekkelijk goed. Mijn schoonzusterke is beter, en begint uit te gaan. Mijne vrouw en Paul verkeeren in goede gezondheid. Mijne rheumatiek ook. En was het niet van die betalingen tegen begin-December... Maar ik vertrouw op U. Intusschen ben ik en blijf ik, met hartelijke groeten, Uw genegen Karel van de Woestijne |