Een bundeltje lyrische gedichten(1936)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende O zee... o Zee, die mijne lip doorkeent met zout-krystallen waarin het volle licht van alle zonnen breekt; zand, bij mijn veer'ge zool breed-uitgestraald doorweekt, waar krijschend iedre tred doet duizend schelpen schallen; o tuimelende lucht, die brandt mijne oogen toe maar sluit ze op 't dansen van ontallig-vuur'ge bollen: ik ben van zee en lucht, ik ben van God gezwollen; ik voel me oneindig-rijk en-moe. (Het Zatte Hart.) Vorige Volgende