Een bundeltje lyrische gedichten(1936)–Karel van de Woestijne– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Eens groeit een boom uit mij... Eens groeit een boom uit mij, en 'k weet denwelke. Terwijl mijn vleesch in lijmig vocht vervloeit draagt hij, als gulden kandelaren, kelken waar, in den killen daauw, Gods ooge gloeit. Maar, zoo daar englen zijn (en steeds houdt wake een krans van englen om den donkren tronk), die zich ter kelken laven, zie: zij smaken de rotheid van mijn vleesch in hunnen dronk. (God aan Zee.) Vorige Volgende