De lantaarn
(2002)–Pieter van Woensel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
Over revolutiesaant.Verleden week sneed ik mij in de vinger. Dat is iedereen wel eens gebeurd. Maar niet iedereen heeft opgemerkt, hoe men, eens onthand, zelden een tweede ongelukje ontkomt. Zo staat 't met mij, en deze schrijf ik met pleisters aan drie vingers. Precies zo sleept iedere revolutie een andere na zich, tenminste wanneer 't volk er de bewerker van is of waant te zijn. Toen omstreeks 1780 de Nederlanders begonnen misnoegd te zijn met hun bewind, bedoelden zij, bij het eerste ontstaan van hun twisten, alleen 't gezag der stadhouders te kortwieken, Zijne Hoogheid twee of drie treetjes te doen dalen. Verder kwamen zij op de inval hun magistraten een beetje te humaniseren. Op 't eind van die akte of dat bedrijf meenden zij geen andere redding voor hun vrijheid te vinden, dan het herstellen der schutterijen volgens overoude privileges.o Bij de intelligentsia alléén bestond er toen een flauw vermoeden van democratie, en 't is pas een half dozijn jaar geleden, dat 't volk tenslotte op het idee kwam, 't stadhouderschap en de aristocratie te doden, om zelf, zij het door gekozen vertegenwoordigers of bestuurders, te regeren. Wij zijn nog aan 't verhuizen, en de dingen zijn nog niet op hun plaats. Maar te geloven, wanneer de boel eens aan de kant zal zijn, dat is, wanneer wij eens een door 't volk aangenomen grondwet (wanneer?) zullen hebben, te geloven, dat wij dán adem kunnen scheppen, tot rust zullen komen, en in stilte de vruchten van al dit gewoel zullen oogsten, zou bijzonder weinig historie- en mensenkennis verraden. Omdat ook de Vader van het mensdom een grondwet, een wetboek van Zijn eigen hand, uit de hemel ons toereikte (zoals de Islamieten dit beweren over hun Koran), zou u kunnen denken dat, terwijl de natuur der mensen dezelfde blijft, het nu ineens zou ontbreken aan kritiek, afkeuring, misnoegdheid? Aan lieden, die heden laken wat zij gisteren prezen? | |
[pagina 59]
| |
Indien er tussen 't dierlijke en 't politieke lichaam veel overeenkomst is, zijn er toch niet minder verschillen. Wanneer, bij het eerste, na een heftige oorlog tussen de ziekte en de levenskrachten, de laatste zegenpralen en de eerste uitgebannen wordt,Ga naar voetnoot1. dan pleegt een nieuwe jeugd, een nieuw leven, een lange gezondheid er 't gevolg van te zijn: maar in 't politieke lichaam volgen de ziekten graag elkaar op. Iedere revolutie bereidt de weg voor tot een nieuwe. Op oud ijs vriest 't licht. Elke revolutie is pas voltooid, wanneer de natie is opgestaan tegen de geconstitueerde machten, wanneer de oude regering door een nieuwe vervangen is, wanneer de prediking van de leer der ongehoorzaamheid geslaagd is. De natie die eenmaal begrepen heeft dat opstand een deugd, een heilige plicht is, herinnert, ongevraagd, daarna haar meesters aan hun onderwijs, tot hun groot verdriet. Wanneer men eenmaal met succes 't gevaar van een omwenteling doorstaan heeft, maakt dit fortuin roekeloos in 't wagen van volgende politieke proefnemingen; waarom zou ook het nieuwe bewind niet omvergeworpen kunnen of moeten worden? Aldus gaat iedere revolutie zwanger van een nieuwe. Van een relletje komt men tot oproer, van oproer tot anarchie, van anarchie tot nieuwe revoluties; het weefsel van goede regering wordt uiteengetrokken. Nu is het kermis voor het intrigantendom! Wat houden deze mensen van vaderland en vrijheid! Wijkvergaderingen,o centrale vergaderingen, vaderlandse sociëteiten, clubs, verdringen elkaar. 't Schip van staat lijkt nog slechts te bestaan uit een stuurcabine. Ieder wil aan 't roer staan, niemand de zeilen bedienen en 't arme schip gaat, helaas! bij al dit gewoel vaak verloren. | |
[pagina 60]
| |
Een revolutie is voor een staat, wat voor een mens is 't breken van een been; en evenals 't onmogelijk is voor een gebroken been dat voortdurend bewogen wordt, door rust aaneen te groeien, evenzo onmogelijk is 't door een aaneenschakeling van revoluties te komen tot rust, orde en welvaren. Zoals de dingen hun goede en ook kwade kanten hebben, zo is de leer van de oppermacht van het volk, kwalijk uitgelegd, een vrijbrief voor oproerigen. Ieder mens rekent naar zich toe. In plaats van te bedenken hoe op een massa van tien miljoen mensen, het aandeel aan die oppermacht van ieder individu slechts een stofje op de weegschaal is, meent dat individu gerechtigd te zijn die schaal naar eigen willekeur te mogen laten doorslaan, zonder na te denken, dat zijn bemoeienissen, volgens het stelsel zelf, tenminste zijn: een inbreuk op de gelijke rechten van zijn mede-soevereinen. Ook in 't gelukkigste land, ook onder de beste regering zijn er vele ontevredenen, vele benijders van de best bedeelden. Zulke mensen maken dubbele werktijden, wanneer het gaat om het slopen van het staatsgebouw. Zij hopen zich te warmen bij de afbraak, hun duiten te veranderen in dubbeltjes. Maar wanneer zij per saldo hun dubbeltjes in duiten veranderd zien, zouden zij 't graag weer eens over een andere boeg willen gooien. Zo gaat iedere revolutie zwanger van een nieuwe. Let op de verstandigsten en meest rechtschapenen onder uw buren en vrienden, wanneer die, al dit woelen zat, uitroepen: geen revolutie meer! En waarom, vraagt terecht de een of andere gemelijk geworden lezer, stalt gij al deze wijsheid uit? Zeker niet, om indirect te prediken de leer van een blinde onderwerping, dat is de leer der aangeboren slavernij van het mensdom. Niet om te leren dat prinsen en regenten gerechtigd zijn naar hun welgevallen met ons om te springen, of dat wij hun dankbaarheid schuldig zijn voor 't kwaad dat zij ons niet doen. Niet om te leren dat zij het recht hebben de ingezetenen of onderdanen naar goeddunken te | |
[pagina 61]
| |
bezwaren met lasten, hun 't hemd uit te trekken, zonder gehouden te zijn rekenschap te geven van de landspenningen. Niet om te leren dat, indien de burgers verplichtingen hebben, de regenten daarvan ontslagen zijn. Niet om, op grond van adel- of familierecht, de burger van regeringsposten of ambten uit te sluiten. Niets van dit alles! 't Geen ik mijn landgenoten onder 't oog wilde brengen was 't gevaar, te vallen van 't ene politieke systeem in 't andere, 't gevaar te luisteren naar de inblazingen van intriganten. Niet: dat men altijd muurvast moet vasthouden aan één regeringsstelsel. | |
[pagina 62]
| |
|