De lantaarn
(2002)–Pieter van Woensel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Medicinaal middel om ons nationaal verstand te verbeterenaant.Onze natie (waarom zouden wij blind verliefd op onszelf moeten zijn?) onderscheidt zich van andere naties door een zekere traagheid van geestvermogens. Meer langzaam baart zij haar denkbeelden. Nu is 't juist de schielijke opvolging, heftige botsing van denkbeelden, die nieuwe doet ontspringen; die dus de massa onzer denkbeelden vermenigvuldigt en 't verstand verrijkt. De bodem die wij bewonen, is als een spons doordrongen van koud water. De dampkring waarin wij omzwerven en die wij inademen, is zwaar van koude waterachtige dampen. De dranken die wij gebruiken, 19/20 water. De spijzen die wij nuttigen, weinig voedend. Van dit alles moet 't gevolg zijn: slappe vezels, en slijmig, koud bloed. Dit kan niet dan langzaam omlopen. Zo zeker nu als met de stilstand van dat omlopen, de dood gepaard gaat, zo zeker gaat met dat langzaam omlopen gepaard een traagheid van denken. Zeker, Nederlanders, wenste u dat dit anders was! Dit hebt u in de hand. Laten voortaan prei, bieslook, mosterd, tuinkers, waterkers, lepelblad, uien, knoflook, radijs, rammenas, peperwortel beurtelings, en dagelijks in grote overvloed, onder uw een beetje hartig gezouten spijzen vermengd worden; drinkt daarop een teug goed oud bier; houdt dat vol en uw gestellen zullen verwarmd en uw denkvermogens verbeterd worden. Waarom zijn, onder ons, de jodeno levendiger van geest dan de christenen? 't Is in de eerste plaats, omdat de mens niet veel meer is dan een wandelende distilleerketel, waaruit u voorzeker geen geest zult trekken,o indien u er niets dan water in giet. De middel- of burgerstand, die, zoals elders, hier voor driekwart uit de boerenstand bestaat, en door rampspoeden, bijzonder de veeziekte, veel geleden heeft, voedt en leeft niet overal in | |
[pagina 10]
| |
ons vaderland op dezelfde manier. Hierin komen zij allen overeen, dat zij doorgaans een beest weiden, een varken vetmesten, en dit 't hele jaar door bij hun spijzen nuttigen. Bijna geen buitensporigheid in het dieet is zo groot, waarvan 't nadeel door de arbeid niet geheel weggenomen of verminderd wordt. Anders zou, zal men zeggen, 't gezouten vlees de oorzaak worden van scheurbuik, en 't vet gerookte spek de oorzaak van galkoortsen. Veel boeren eten voor hun avondmaal, de hele zomer door, kropsalade met eieren, de hele winter allerlei melkspijzen, die hen gezond houden. Velen koken alleen zondags, en wel in één ketel, allerlei spijzen voor vijf dagen in de week, en vergenoegen zich een paar dagen met pannenkoeken met en zonder spek. Onder 't gebruik van dergelijke voedsels weinig bier (omdat 't bier hun niet smaakt; misschien omdat 't slecht gebrouwen is), veel koffie en thee drinkende (ik ken boeren die om elf uur koffie drinken en om twaalf uur aardappelen met spek zullen eten, zonder er een druppel bij te drinken), leven deze mensen, in dit duur land, in de dure provincie Holland, nogal goedkoop; en velen zouden heel graag voor honderd gulden per jaar iemand bij zich in de kost nemen. Bij hen en bij alle andere standen zijn nu de aardappelen een te voornaam ingrediënt van de keuken, om er niet over op te merken, dat die een zeer gezond voedsel opleveren: wat nota bene desondanks door slecht koken in zeer schadelijk verkeren kan, als namelijk de aardappelen kleiachtig worden; terwijl die, om een goede spijs op te leveren, luchtig en meelachtig moeten zijn. Een woord van de jenever.o Alle misbruiken, bijzonder de misbruiken in sterke dranken, zijn nadelig; maar bij al 't kwaad dat jenever drinken doet, zou ik geneigd zijn te geloven, dat dit kwaad niet te vergelijken is bij 't voordeel dat deze drank aan onze gestellen doet. Wegens de vochtige, koude lucht, die wij inademen, bij onze magere keuken, en schrale kelder, behoeven de meeste onzer ingezetenen dit huismiddeltje, dat duizenden | |
[pagina 11]
| |
jaarlijks, ongemerkt, beschermt tegen die soort koortsen die met regelmaat terugkeren, en waterzucht.o Als door een wonder dit vocht met één klap uit de wereld getoverd werd, zou men eens zien, hoe flink men de dokters en apothekers in de hand gewerkt zou hebben. Ook is een uitstapje over de tabak hier beslist wel op zijn plaats. Voor koude, slijmerige, waterige, saprijke gestellen, zoals die der meeste Nederlanders zijn, is 't tabak roken een geheel onschuldige zaak, misschien zelfs een medicijn. Maar voor droge, dorre gestellen, bovenal bij die mensen die 't roken veel speeksel doet uitwerpen, kan 't veelvuldig smoken de grond leggen tot uitdroging en tering. Hoewel de minder gegoeden zich vergenoegen met slechts een niet zo kostbaar pijpje Amersfoortse Kanasser;o laten zij, voor wie de averechtsheid der opvoeding dit tot een behoefte gemaakt heeft, blijven voortroken. Maar het zou toch beter zijn dat 't behoeftig geslacht dat opkomt, er zich niet aan wende, en de weinige stuivers voor dit nutteloos kruid uitgegeven, liever bespaarde ten gebruike van iets, 't geen hun en hun gezin een wezenlijker voordeel aanbrengt! En gij heirleger van zielloze wezens, voor wie 't roken niet een uitspanning maar een bezigheid geworden is, en die vanaf uw ontwaken (zo men tenminste u een ogenblik voor ontwaakt mag houden) niets doet, dan werktuiglijk uw pijp stoppen, om gevoel- en gedachteloos, met open ogen en oren, die niets zien noch horen, u de rook de mond te doen uitvliegen, is 't niet mogelijk een wat edeler gebruik voor uw tijd te bedenken, of moet u dan voor altijd gedoemd blijven om niets meer dan wandelende schoorstenen te zijn? En zou, na de uitvinding der kousenweverijen,o voor 't schone geslacht niet iets profijtelijkers, iets minder werktuiglijks, iets dat de geest meer bezighoudt, te bedenken zijn, dan dat zielloze gebrei, dat bij mij juist in rang staat naast niets doen? De wijste stuurlieden, zegt ons spreekwoord, staan aan wal. | |
[pagina 12]
| |
Dit mag de lezer misschien wel van mij denken, wanneer ik 't waag te zeggen dat ook de mensen van de middelstand, met meer overleg, zich 't leven aangenamer zouden kunnen maken, zonder meer uitgaven. Maar enfin, zijn zij ermee tevreden, 't moet ons wél zijn; en ofschoon wij wel voorzien, dat weinigen van hun oude sleur zullen afgaan, willen wij hun echter wel 't volgende middel meedelen, om hun pekelvleeso smakelijker te maken. Men besprenkele de stukken luchtig met zout, en laat 't zo vijf of zes dagen staan. Dan koke men die half weer af, daarna laat men ze drogen, legt ze weer opnieuw in de pekel, waartoe men 't nat, waarin men die stukken gekookt heeft, kan bezigen. Dit heeft 't voordeel, dat de pekel bestendig goed blijft, dat 't vlees minder hard, maar juist malser, sappiger en minder zout is; zodat men zelfs 't laatste stuk uit de kuip, in de oven gebraden, nog zou kunnen eten. Onder de burgerstand vindt men lieden die allerlei ambachten uitoefenen, waarvan de meeste een te duidelijke invloed hebben op de gezondheid van hen, die ze beoefenen, en soms op die van hun naburen, om er in 't geheel niet van te reppen. Alle hand- of voetbezigheden, die een zittend leven vereisen (zoals bijvoorbeeld dat van schrijver; want ik ken er niet één, rijk genoeg, om een secretaris te houden, aan wie hij, wandelend, zijn gedachten dicteert), zijn nadelig voor de gezondheid, veroorzaken verstoppingen, en leggen de grond tot een kwijnend leven. Daartoe behoren: al de mechanismen van weefstoelen, en al die andere werktuigen, die de stoffen daartoe bereiden: al die ambachten, die met verrotten, gisten, weken, stoken, smelten, enzovoort volvoerd worden, als daar zijn: vellenploterijen,o perkamentmakerijen,o looierijen, lijmkokerijen, mouterijen, branderijen, raffinaderijen. Al deze ambachten besmetten, 't een meer, 't andere minder, de dampkring, en zijn aan deze ambachtslui meer of minder nadelig; maar geen fabriek is ongezonder als de loodwitmakerij,o waarop in schadelijkheid volgen, | |
[pagina 13]
| |
stokerijen van aluin,o kwikzilver, rattenkruid,o plateelbakkerij.o De hennep- en vlasteelt is door de verrotting ongezond. In sommige oorden bewaren de boeren 't hooi binnenshuis. Dit is schadelijk, en baart aamborstigheid. Maar wat helpt 't van de nadelen van al deze beroepen te gewagen, daar wij ze niet kunnen verhelpen, en koophandel en kostwinning deze bezigheden nodig maken? Nu zou ik ook nog wel van de levensmanier der lieden van de eerste rang kunnen spreken, voorzover hun waarde gezondheid erbij lijdt; maar deze mensen zijn zo doorkneed van kunde, hebben een zo klaar inzicht van de invloed van hun levensregel op hun gestel, dat 't voor mij louter tijdverspillen, en voor hen vervelend zijn zou, er iets van enzovoort. Daarom mondje toe. Nu de toepassing. Wij kunnen zomin onze ligging op aarde, als de aarde zelf uit haar standplaats verwrikken. Ook is 't niet in ons vermogen onze dampkring te veranderen. Maar zoals een knap zeeman zijn zeilen naar de wind zet, zo moeten wij onze levensregel inrichten naar de natuurlijke gesteldheid, waarin wij leven. Ter verbetering van onze waterachtige, voze bodem, zouden wij niet in de onderste verdieping moeten gaan wonen, tenzij de vloeren zo wél daarin gemetseld zijn dat de vochtigheid daaruit niet kan opstijgen. De kelders, bijna altijd beneden het gemiddelde waterpeil gelegen, blijven immers altijd waterig, en kunnen niet dan zeer vochtig, dus ongezond zijn en aanleiding geven tot scheurbuik. De slaapplaatsen in de woningen van de goede burgers zouden droger en luchtiger moeten zijn. De lucht, die wij inademen, is niet alleen aan dagelijkse, maar aan uurlijkse afwisselingen onderhevig. Omdat in de warmte een wat te zware kleding minder schadelijk is, als een al te lichte in de kou; omdat men bij ons 's morgens in zomerweer uitgaat, en 's middags in gure winterkou thuiskomt, raadt de voorzichtigheid zich hier te lande niet al te luchtig te kleden. Onze dampkring ondergaat meer dan vijftien graden verandering. Daarom denk ik, dat indien 't misschien belachelijk is in de | |
[pagina 14]
| |
hondsdagen een pels of schanslopero te dragen, het zeker niet minder belachelijk is er in de winter géén te dragen (aangenomen dat men er een bezit). Deze raad is van zeer groot gewicht. Zeven achtste van onze nationale ziekten wordt veroorzaakt door een belemmerde doorwaseming. Die niet te verhinderen, matig te zijn in eten en drinken, zijn de middelen om hier gezond en lang te leven. Ook schaden zij elders niet. | |
[pagina 15]
| |
|