De Lantaarn voor 1801
(1801)–Pieter van Woensel– Auteursrechtvrij
[pagina 80]
| |
Vreede of oorlog.Schoon het tegenswoordige zeer belangrijk is, laat het niet na aangenaam te zijn, te gluuren door het gordijn, geschooven voor het toekomstige. Die zulks doen kan met succes, kan zijn leeven als verlengen. De vraag aan 't hoosd geplaatst is belangrijk in den hoogsten graad. - Zet een gek of een dronken mensch midden op den Dam, en vraagt mij, wat weg hij zal inslaan. Zoo gij nu onderstelt, dat zij die aan 't toer zitten der zaaken van de groote Mogendheeden, thans in oorlog, geregeerd worden door koppigheid, driften en onverstand, zo is het als of gij vraagt, waar de dronken man na toe gaat. Maar gesteld, zo als men moet, dat die roergangers eindelijk eens geleid worden door de beginzels eener gezonde staatkunde, dan durve ik u, zonder te zijn een Horoskoop-trekker, durv ik u, vrienden der menschheid! bijna geluk wenschen met een aanstaanden vreede. En dit vertrouwen rust op 't onvermogen, waarin Oostenrijk zich bevindt, om langer den Oorlog te voeren tegen Vrankrijk, zonder met open oogen te loopen in zijn ondergang - het onvermogen, om geholpen te worden door Rusland, en van wegens het al te naakend gevaar, en den onwil, en, zo als ik gezegd hebbe en dat ieder een niet weet, het onvermogen (uit gebrek van gela aan de zijde van Rusland om | |
[pagina t.o. 80]
| |
[pagina 81]
| |
de familie te kunnen bijspringen, met iets anders dan manifesten of dreigementen.
(Heden 20 November.) P.S. Het schijnt of ik mij wat te veel gehaast hebbe met mijne gelukwenschinge - 't schijnt als of ik met een dronken Man op den Dam en niet met een Staatsman, handelenden volgens redelijke beginzels, te doen had. - 't schijnt, als of het in Gods naam! dan wederom oorlog worden moet. Hoe, al dit schijnbaare zich verdaadelijkende, hoe staan de uitzichten in het toekomstige? Het toekomstige laat zich alléén raaden, zoo het zich laat raaden, door de kennissen van het voorleedene, en het tegenswoordige. Deeze beide scheeve maatstokken nu te hulp neemende, zo laat het zich niet anders aanzien, dan dat de wapenen onzer Fransche Broeders zullen zegenpraalen. - Hoe dwaas moeten die geenen zijn in Napels b.v. die de familie in Weenen niet aanraaden subito en à tout prix vreede te maaken met Frankrijk: daar een kind kan voorzien, dat, zo de oorlog wederom begint, geheel Italiën weldra een prooi der Groote Republiek zijn zal? dat Mantua, hoe sterk het dan ook wezen mag, eindelijk de poorten voor de Franschen zal moeten openen. Zoo het waar is, dat men verteld, dat midden onder het vechten, de Negotiateurs in Luneville of in Parijs blijven, dan is het te voorzien, | |
[pagina 82]
| |
dat, de Oostenrijksche legers op nieuws weder eene gevoelige knaauw of twee gekreegen hebbende, spoedig een vreede zullen maaken, naar het verlangen en voorschrift van Frankrijk. Maar in een strijdig geval, is de voortgang der Fransche wapenen onberekenbaar voor een ieder; en die bereekent alle de voordeelen der Franschen boven hunne vijanden, moet zich niet verwonderen, zo hij binnen drie maanden de driekleurige vlag ziet waaijen van 't Keizerlijk slot te Weenen. Maar, vraag ik mij zelven uit nieuwsgierigheid, zal dan de ambitie van Frankrijk bevreedigd zijn, wanneer Oostenrijk geheel te ondergebragt zal zijn? Hoe grooter de voorspoed der Fransche wapenen is, hoe grooter de waarschijnlijkheid wordt van eenige groote coälitie in de toekomst. Kan men verwachten, dat eene der grootste militaire Mogendheeden van Europa niet ontrust zal worden, door het vooruitzicht van geheel Europa te zien bukken onder de heerschappij van één. Het resultaat van mijn nieuwsgierig gluuren in het donkere toekomende is, zo het iets is, dat of Frankrijk met meer gematigdheid gebruike zijn voorspoed, en aan zijne vijanden een voordeeliger vreede geeve, dan waarop hunne militaire positie hun recht gaf aanspraak te maaken; of dat 'er tusschen de grootste Moogendheden van ons waereld-deel eene coälitie ontstaa, om zich te | |
[pagina 83]
| |
verzetten tegens de allengs (juist niet zo allengs) inkruipende overheersching van één. En welke zullen de lotgevallen deezer Eventuëele coälitie zijn? ongeluk! Een dragt maakt macht, en omgekeerd. Frankrijk alléén zal ook zegenpraalen over de coälitie. En wat zullen dan de lotgevallen van Frankrijk zijn? mole ruere suâ. Het ligchaam zal te groot worden, om niet uit elkander te vallen; en 't zou geen wonder zijn, zo Europa zich binnen tien jaaren vondt onder de heerschappij van een dozein gelukkige Veld-oversten. Eindelijk gesteld zijnde, dat het Frankrijk gelukke Oostenrijk te dwingen tot een zonderlinge vreede, wat zal 'er dan worden van de houdinge tusschen Frankrijk en Engeland? Het eerste zal aan het laatste alle gemeenschap, zo veel mogelijk, met het vaste land zoeken aftesnijden, om het te beletten zich te ontdoen van de overkropping zijner koopwaaren. De Oost Zee, en de Archipel zullen aan 't zelve overblijven; en Engeland zal zich per saldo in 't bezit bevinden van alle de colonien en établissementen der Franschen, Spanjaarden en Nederlanders in Asia, Africa en America. En welke was, in alle deeze aangelegen transactien over vreede en oorlog, ik zeg voorheen, de houding, het deelneemende, het deelgeevende, het concert tusschen Frankrijk en zijne Bondgenooten, 'k herzeg voorheen Ga naar voetnoot(*) die van een Brouwer | |
[pagina 84]
| |
tegens een jongen, die een half vat t'huis brengt. Ziedaar hoe Amurath de dingen beziet; Hij beweert niet, dat zij zo zijn, maar zij komen hem zo voor. Hij veroorlooft zich geene meesterächtige uitspraaken. Hij waagt zijne opiniën. Misschien komen zij anderen geheel anders voor. Misschien geeft dit broddel werk iemand, wiens verstandelijke gezicht, einder zich wijder uitstrekt, wiens oog dieper in de dingen indringt, wiens brein rijker voorzien is van kunde, de geleegenheid in plaatze van dit broddel-werk te leeveren eenig kabinet werk. Waartoe geluk slaa! |
|