Ik heb, zo mij voorkomt, noch iets ter materie dienende te zeggen over dit onderwerp. De regeeringskunde is eene weetenschap, gelijk alle andere kunde, die door oefening verkreegen wordt. Neemt den schrandersten koopman, die nimmer zitting hadt in eenig Collegie van regeering, zet hem op een bof uit zijn kantoor in de zoal der Nationaale Conventie, en ziet welke figuur hij 'er in maaken zal.
Wilt gij een model eener praktikaale regeeringskunde, betracht 't militaire weezen, en let op de progessie van bestier: soldaat, korporaal, sergeant, vaendrig, lieutenant, kapitein &c. Even zo moet, in een welgeörganseerd gouvernement, 'er eene progressie in de administratie zijn. Gelijk niemand van bedaarde zinnen het commando van een vloot aan een matroos zal toebetrouwen, zo wenschte ik, dat wij in de geleegenheid waren, als iets zeldzaams te bewonderen, dat een partikulier van niets tot de hoogste regeerings-post eensklaps wordt verheeven.
Bij 't invoeren van eene nieuwe orde van regeering, houdt 't zwaar deezen regel aanstonds aantekleeven; maar wanneer de regeering eens in beweeging gezet is, wenschte ik, dat 'er in de regeerings-posten, even als in 't militaire weezen, een voortgang van bevordering was, welke regel 't zij den Stemgerechtigden tot het maaken van Kiezers, of beter den Kiezers tot