De Lantaarn voor 1798
(1798)–Pieter van Woensel– Auteursrechtvrij
[pagina 47]
| |
‘De honden nu geslaagen wordende, bijten de stok, niet de hand welke slaat.’Deeze familie is talrijk. Van die loopen op twee stelten, zijn 'er veelen in 't zelve geval, en blaffen tot verveeling. Dat van de Nederlandsche Natie een deel - niet 't grootste, niet de helft - t'onvreeden is met 't tegenswoordig bewind, zal niemand, hoe groot zijne liefhebberij ook zij voor tegenspraak, tegenspreeken. Ik wil niet treeden met deeze Non-Conformisten in onderhandeling over de rechtmatigheid hunner klagten, over de beweeggronden hunner verbitterdheid, zo min als in 't onderzoek, welke der beide staaten van zaaken, de tegenswoordige of de laatst voorleedene den voorrang verdiene; om deeze eenvoudige reeden, wijl gesteld de koe was gevallen op de onrechte zijde, zij mij te zwaar is, om ze te vertillen. Evenwel stelt eens, dat de allerlaatste Omwenteling een ongeluk voor 't Vaderland was, aan wie, mogt men deeze Non-Conformisten, (ten einde hen te geneezen van hunne tedere affectie voor 't overleeden bewind) vraagen, aan wie zou dit ongeluk wel te wijten zijn? Hangen de waereldsche zaaken niet door een onverbreeklijken band aan een? Is niet het tegenwoordige een kind van 't voorleedene? En zo nu dit kind een ongemanierde bengel was, aan wie legt de schuld, aan 't Kind of aan de Ouders? |
|