De Lantaarn voor 1798
(1798)–Pieter van Woensel– Auteursrechtvrij
[pagina 48]
| |
Dat slechtheid en regeeringloosheid 't erfdeel van de waereld in 't groot zij.De wetten, die in de burgerlijke maatschappijen de zwakken beschermen tegen 't geweld der sterkeren, zouden kragteloos zijn, ten zij ze de weêrbarstigen 't konden doen berouwen over hunne overtreedingen. Gelijk in eene maatschappij sterkeren gevonden worden en zwakkeren, alzo worden ze ook gevonden, in die groote maatschappij van staaten, welke de waereld uitmaaken, onder dewelken de eersten staan tot de laatsten als 60 tot 1. dat is als een bulhond, tot een klopje: want men ontmoet 'er in Republieken, van 600,000 en noch veel minder Inwoners, en rijken van 30 Millioenen, Rusland - Hamburg, Turkijën - Ragusa. Te vergeefsch nu maakt een Salomon of Solon , de beste wetten ter gelukkig making van de waereld, zodat geluk door de overmacht, door de slechtheid, de trouwloosheid der sterkeren vergruist wordt. | |
[pagina 49]
| |
Hierom, dat is, om de kleinste staaten te beveiligen, tegen 't geweld der grooteren, was men van ouds her bedacht, de macht der laatsten te leggen aan den band van traktaaten. Oh lacij! een hand van spinrag! Deeze traktaaten ondertusschen zouden toch even zeker hun doelwit, de algemeene veiligheid, bereiken als de crimineele wetten in de partikuliere staaten, indien 'er een middel was uittedenken om den tijran het te doen berouwen, over 't breeken van zijn woord, gelijk de wetten dit doen met den moordenaar of rover: dan zulks 't geval niet zijnde, is onveiligheid, wanörder en regeeringloosheid 't bestendige erfdeel der waereld in 't groot. Wijst mij een kleinen staat aan den zelfkant van een groot rijk, die gerust kan zijn voor overheeringe! sliep 't lam ooit veilig nevens den tijger? Voorwaar geene maatschappij van menschen, hoe deugdzaam ook, werdt 'er gevonden zonder misdaaden of overtreedingen; maar onder de staaten, die de maatschappij der waereld uitmaaken, gaat 't wel anders toe! Men behoeft niet te vraagen, of 't de zwakken zijn dan de sterkeren, welke, zonder eenig aanzien voor deugd, eer, goede trouw of zelfs de uiterlijke welvoeglijkheid, deeze heilige overeenkomsten 't eerste breeken; en wierden 'er zo wel voor groote Potentaaten, Keizers, Koningen enz. enz. scherprechters gevonden als | |
[pagina 50]
| |
voor moordenaars en dieven, 'er zouden pro rato van 't getal voorhanden, tienmaal meer van de eersten aan galg en rad komen dan van partikulieren. Hem, welke den zamenhang der wereldsche zaaken uit dit oogpunt, en 't is 't ware! beschouwt, moet 't bevremden, dat 't der waereld gegunt is van tijd tot tijd noch eenige ogenblikken adem te scheppen, bevrijd te blijven van den overlast van oorlog en overheeringe; 't moet hem bijna een raadzel zijn, hoe 't mogelijk is, dat ten minste ons geheel waereld-deel niet zucht onder 't geweld van één éénigen tijran, welken naam de geweldenaar verdient alleen uit hoofde zijner overheerschinge, was hij ook anderzints de beste der menschen. - Deeze ontzettende, deeze beängstigende staat der waereld was overlang reeds daar, zo niet het eene mes 't andere, 'k zal niet zeggen de punt afbrak, maar bij poosjes in de scheê hieldt. Onder de groote Mogendheeden van Europa, hoedanig 'er vier zijn, zouden ieder deezen weg der opperheerschappij wel uitwillen; ieder is geneegen den baas te speelen; maar zodra zet niet ééne van de vier de haaneveêr op, of ieder van de drie anderen begrijpende, dat schoon wel de eerste slag de kleinere staaten zou treffen, de beurt daarna aan haar mogt komen, of uit puure jalouzij wordt wakker; en zo zij zich te zwak voelt, om alleen den dwingeland te beteugelen, maakt zij zich door bondgenood- | |
[pagina 51]
| |
schappen mans genoeg, om den dwingeland in teugel te houden. Alzo maakt de algemeenheid van 't kwaad, dat 't dikwerf kragteloos blijft, beveiligt nu en dan de algemeenheid der ambitie in de grooten de kleinere staaten 'er de prooi van te worden, hindert de meerderheid der walvisschen 't opslokken der kleine visschen, en laat de waereld (ofschoon 'er geene sanctioneerende kragt voorhanden zij, om de overtreedingen van 't recht der volkeren of de inbreuken op de gemaakte verbonden in de groote Potentaaten direct te bestraffen) bij poosjes in eene rust, die wel onzeker is, doch niet te verwachten was van de zwakke bescherminge des Rechts der Volkeren, of van een Staatsrecht zonder klem, zonder middelen van contrainte om de groote Potentaaten te dwingen tot het nakomen van haare verbintenissen - De maatschappij der staaten, welke te zamen ons hoog verlicht, ons beschaafd, ons Kristelijk waerelddeel uitmaaken, is een oceaan, wiens golven in bestendige beroeringe zijn, of zo gij wilt, eene webbe, wiens noordelijkste draaden niet getrokken kunnen worden, zonder de zuidelijksten te doen trillen. Ieder ogenblik maaken derzelver hoofden, die eerlijke luiden! eeuwigduurende vredenstraktaaten. De Munstersche vreede scheen de rust van Europa, van ons Gemeenebest voor langen tijd te zullen bevestigen. Hoe veele Traktaaten meent gij, Lezers, | |
[pagina 52]
| |
dat 'er, zedert den Westphaalschen Vreede, in Europa gemaakt en gebrooken zijn? Zedert dien tijd ruim drie en-vijftigGa naar voetnoot(*). Daar ze toch niet langer worden nagekomen, dan 't belangen of de gril medebrengt des sterksten der contracteerende partijen, was 't misschien maar beter 't te laaten aankomen op 't povere Recht der Volkeren. De reeden van al dit gehaspel is klaar. Meestäl besluiten de traktaaten gevoerde oorlogen, waarin 'er doorgaans eene lijdende partij is, eene die verliezen geleeden heeft, die afstanden doen moet. Deeze bekragtigt de verliezer bij die zogenaamde plechtige traktaaten; 't zijn alle pacta vi & necessitate coacta. Hij zweert, in petto, op 't ogenblik der teekeninge van 't traktaat, het zelve niet te zullen houden, zodra hij hoopen durft dit met succes te kunnen onderneemen. Ieder ogenblik, ik beroep mij op de historiën, beöorlogen de groote Potentaaten elkanderen, of zijn zij op 't tipje, om 't te doen. Zonder onophouden leggen zij op de loer, om elkander te vernielen. Maar al te lang werdt 't arme menschdom misleid door een houding van deftigheid, van hoogmoed, van majesteit, die zij aanneemen. De tijd der begoochelinge is voorbij. In spijt van alle geheimhouding, in welke zij, tot zelfs de geringste beuzelingen, omhullen, is hunne konkelefoezelarij, hun gemors, hunne slechtheid openbaar. |
|