De Lantaarn voor 1798
(1798)–Pieter van Woensel– Auteursrechtvrij
[pagina 39]
| |
II.
Slingelandiana Fragmenten
| |
[pagina 40]
| |
begreepen, dat tot handhaving van de Unie nodig was, de Provintien te konnen houden tot prestatie der gedragen Consenten, en dat ten dien einde de Regeering (waardoor men den Raad van Staten verstond) moest voorzien wezen van genoegzame authoriteit. bladz. X.
III. De Collegiën ter Admiraliteid zijn zedert het jaar 1702 zonder hooft, en zonder gemeene directie, en het geen daaruit volgen moet, adviseeren en handelen, zo als overeenkomt met het intrest van elk Collegie, en van de Koopsteden van elks ressort, en niet zo als overeenkomt met het algemeen intrest van de Admiraliteid, en van de Negotie, en zijn zelfs niet vrij door conniventie of door minder te doen ontfangen als de volle regten, malkanderen afbreuk te doen, of tegen malkanderen te kladden, gelijk men het noemd, tot merkelijk declien der middelen. bladz. XII.
IV. - als of de vrijheid van nog bij overstemming, nog bij dicisie, te konnen verpligt worden, om te komen tot besluit in materie van Consenten, Tractaaten, en andere gewigtige zaken, de vrijheid was, waar voor de voor- | |
[pagina 41]
| |
ouders gevogten hebben: en ondertusschen delibereert en disputeert men zonder einde, of uitkomst, en laat Regeering en Financien in een groote consusie. bladz. XIII.
V. Het is een vrij Volk, en een vrije Regeering, daar de magt om wetten te maken, om schattingen optestellen, om Oorlog en Vreede te maken, en om te veranderen de vastgestelde form van Regeering, is in handen van het Volk, of van de Staten, die het Volk representeeren, en niet daar elk Lit kan aan het Volk, of aan de Staten, de handen binden, en beletten de nuttigste Resolutien. bladz. XIV.
VI. - het is een vrij Volk, en een vrije Regeering, daar de geene, aan welke de executie der Wetten en Ordonnantien door het Volk, of door de Staten, aanbevolen is, aan de eene zijde wel hebben de nodige magt, en authoriteit, om die eigenlijk en volstrektelijk te doen observeeren, en de overtreeders te straffen, maar aan de andere zijde, die magt en authoriteit niet konnen misbruiken tot onderdrukking van het Volk, en niet daar de reeden, om voor een misbruik te vreezen, is, dat aan | |
[pagina 42]
| |
de geenen, waar aan de executie der Wetten en Ordonnantien aanbevolen is, de nodige magt mankeert, en derhalven nog goed nog kwaad gebruik daarvan gemaakt kan worden. Maar hoe wenschelijk was het dat deeze merktekenen in een volslagen zin toepasselijk waren op deze Republicq? bladz. XVI.
VII. Ook zijn van tijd tot tijd zoo nadeelige effecten gevolgt uit de kwade gesteldheid van de Regeering van de Republicq, en vooral eenige tijds herwaards, dat het veeleer te verwonderen is, dat de Republicq nog bestaat, als dat ze in een groot verval is. bladz. 187.
VIII. Maar men kan niet voorbijgaan, vooraf te remarqueeren, dat de laatst overleeden Koning van Groot-Brittannien, in zijn leeven Stadhouder van vijf Provintien, en Capitein Generaal en Admiraal Generaal van den Staat, had konnen nalaaten een onstervelijke roem, en een wel gereguleerde Republicq, in plaats van een Republicq vol van defecten, zoo hij zijn werk gemaakt had, nadat hij in een trouble tijd geraakt was aan het hoofd van een Regeering, en meerder authoriteit verkreegen had, als zijn voor- | |
[pagina 43]
| |
ouders oit gehad hebben, van die authoriteit te gebruiken om op een ordentelijke wijze te doen redresseeren de defecten, en abuizen, welke of van den aanvang van de Republicq geweest zijn in de form van Regeering, of met de tijd daarin zijn gesloopen, zoo voor als na het jaar 1650, en welke noit schadelijker effecten hadden voortgebragt als omtrent de tijd van zijn verheffing tot de Ampten van zijn voorouders. Maar het ongeluk heeft gewilt, dat die Prins, anders een wijs en welmeenend Prins, zijn authoriteit besteed heeft om de obstaculen, spruitende uit de constitutie van de Regeering, welke hij nu en dan ontmoette in het bestier der zaaken, te boven te koomen door de Regeering, de Regenten te brengen in een soort van dependentie: stellende daartoe somtijds middelen in het werk, die na veeler oordeel niet overeenkwamen met de vrijheid van de Republicq. bladz. 222.
IX. En gewisselijk zo 'er een abuis is ingesloopen in de Regeering van de Provintie van Holland, gelijk in die van andere Provincien, het is, dat men seedert veele jaaren, de nominatie, of praesentatie, van de Raaden tot de Collegien van Regeering zodaanig verdeeld heeft onder de Edelen en Steden, dat niet alleen de keuze van de persoonen in geenen deele afhangt | |
[pagina 44]
| |
van de Staten, maar dat de Commissien overgaan om de twee, of drie jaaren, van de ééne Regent op de ander. Eeven als of niets anders te beoogen was in het kiezen van Raaden tot de Collegiën, waaraan het voornaam bestier der zaaken aanbevoolen is, als dat alle de Regenten moogen op haar beurt deel hebben aan de beneficien, die aan de Regering vast zijn. bladz. 242.
X. - die maar oogen in het hoofd heeft, kan niet nalaaten het aantemerken als een wonderwerk der Goddelijke Voorzienigheid, dat een Republicq, welke geen vaster fondamenten heeft als die van deeze Vereenigde Nederlanden, een Republicq, welkers fondamenten van binnen ondermijnt worden door het luxeeren van de Unie, en welke van buiten reis op reis zwaaren aanstoot lijd, nog bestaat. Maar het was voor God nog voor de wereld te verantwoorden, zoo men het altijd liet aankoomen op miraculen, zonder de middelen te gebruiken, welke de reeden en de ondervinding van alle tijden, aan de hand geeven. bladz. 268. | |
[pagina 45]
| |
XI. Wat heeft men anders te wagten, zoo de jegenwoordige confusie in de Regeering blijft duuren, als dat de gemeente gaande 'gemaakt door het eerste onverhoopte toeval, en aangezet door menschen, die haar voordeel zoeken in verandering, waaraan het zelden, of noit, manqueert, zal voeren de taal van de voorouders: ‘dat namelijk de eenigheid, waardoor alle Republiecquen en Gemeenschappen, meest worden behouden, gesterkt en bevestigt, niet wel zijn kan bij veelen, in wil en gemoed veeltijds differeerende: en dat mitsdien nodig is dat de Regeering aan één hoofd, en Overigheid gestelt en bevolen wierdt?’ Waarvan het gevolg niet minder nadeelig zoude weezen aan de jeegenwoordige Regenten, als aan de jeegenwoordige form van Regeering. II. Deel. bladz: 18.
XII. De meeste Provincien hebben in de Constitutie van haar Regeeringen dat gemeen met de Regeeringen van meer andere Provincien, dat nog overstemming, nog submissie, nog eenig | |
[pagina 46]
| |
ander middel om te koomen tot een uitkomst, plaats heeft in de deliberatien over de voornaamste zaaken. bladz. 19.Ga naar voetnoot(*) |
|