De Lantaarn voor 1792
(1792)–Pieter van Woensel– Auteursrechtvrij
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sterf-lijsten van Amsterdam, Zijne Volkrijkheid. Gevolgtrekkingen.
Met een opslag van 't oog ziet men, dat de kleinste sterfte is geweest in 1774 (6649) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tafel der geboorte-lijsten, bij de Gereformeerde en Luthersche gemeentens, geduurende zeventien jaaren:
|
1775 | 4843 |
1776 | 4430 |
1777 | 4869 |
1778 | 5103 |
1779 | 4814 |
1780 | 4573 |
1781 | 4651 |
1782 | 4318 |
1783 | 5341 |
1784 | 4904 |
1785 | 5524 |
1786 | 6937 |
1787 | 5387 |
1788 | 5155 |
1789 | 4999 |
1790 | 5000 |
1791 | 5196 |
Deeze Tafel zou 't best gepast hebben bij de Sterflijsten, bladz. 70: maar ik had 't toen zo druk met andere zaaken, dat ik 'er niet om dagt. Nu, 't is beter laat, dan nooit. Ook leefde ik toen altoos in de hoop, van ook de zelve Lijsten te zullen bekomen van de talrijkste der andere Gemeentens. Maar ik heb geleerd, dat 'er geene grooter bergen leggen, dan tusschen doen en zeggen.
Wanneer wij de geboornen bij deeze beide gemeentens, in de 17 hier naast staande jaaren door elkander slaan, geeft dit voor ieder jaar ongevaer, iets minder dan 5,000 Bijaldien nu de onderstelling van den Heer Kerseboom waar is, en 'er voor ieder kind, dat gebooren wordt, 35 menschen geteld worden, zo volgt dat deeze beide gemeentens, (om 't geen aan de ronde cijfers van 5,000 ontbreekt) een getal van 170,000 ingezeetenen uitmaaken.
Overziet men nu met een nadenkend oog de nevensgaande geboortelijsten, zo kan men niet nalaaten op te merken, dat beide deeze gemeentens toeneemen in getal. Hier uit volgt, of dat nieuwe ledemaaten van buiten toekomen, of, 't geen wel al zo waarschijnelijk is, dat 't licht der waarheid den onrechtzinnigen zo sterk in de oogen schijnt, dat zij dezelven daar voor niet langer kunnen sluiten, en dat dus beide gemeentens door een jaarlijksch getal van proselijten aangroeijen. -
't Is hier de plaats mijne land- en stadgenooten te doen opmerken deeze troostelijke waarheid, dat, welke ook de nadeelen der burger-oorlogen mogen zijn, zij aan de voorteeling niet schadelijk geweest zijn, noch de goede ingezeetenen verhindert hebben, daar aan met buiten gemeen succes te arbeiden: nademaal de jaaren 1785 en 86 de prolificqsten van allen zijn.
't Is een staat, aangemerkt als een politiek ligchaam, misschien onverschillig of de ingezeetenen na de sijnagogen of na de kerken gaan; maar 't is aan denzelven verre van onverschillig te zijn, of zij daar zijn dan niet. Even als 't bloed in 't dierlijk ligchaam, is de volkrijkheid in 't politiek ligchaam. Daar nu deeze laatste zo wel uit de geboorten- als uit de sterflijsten moet opgemaakd worden, kan 't niet dan vreemd schijnen, in 't eerste geval, d.i. in 't opmaaken van de algemeene begoorten-lijsten, zich te moeten behelpen met gissingen.
Verstooken van deeze, blijft onze nieuwsgierigheid niets overig dan te raadpleegen, 't getal der gehuuwden op 't raadhuis, (alwaar alle die niet behooren tot de heerschende kerk, zich in den echt begeeven) en van dit getal afgetrokken zijnde, dat der Gereformeerden, want deeze kunnenzich ook aldaar laaten trouwen, zo schijnt 't te blijken volgens den Heer Kerseboom, dat de Gereformeerden en Lutherschen uitmaaken 17/21 deelen der bevolkinge van Amsterdam, de Jooden ongereekend. Bedraagen nu de Gereformeerden en Lutherschen een getal van 170,000, en maaken zij 17/21 deelen der Amsterdamsch bevolkinge uit, zo zouden, volgens deeze onderstellinge, voor wiens juistheid wij niet instaan, de Kristenen, die tot beide deeze gemeentens niet behooren, een getal van 40,000 uitmaaken. Dan, dit getal moet eer te klein schijnen aan hem, die in aanmerkiug neemt de meenigte van Roomsch Katholijken, gisbaar uit 't aantal van hunne kerken.
Bij voorbeeld in 't jaar 1739, werden gebooren bij de Roomsch Katholijken 1470 en in 't jaar 1740 1416 waarvan 't medium gemultipliceert, volgens K. met 35 geest een totaal van 50,505)
Deskundigen begrooten algemeen, de Jooden op een getal van 40,000.
Totaal. | |
Gereformeerden en Lutherschen. | 170,000 |
Andere Kristenen (voor 't minste) | 40,000 |
De Jooden. | 40,000 |
250,000 |
Voegt men nu hier bij die meenigte van luiden, die als in 't wild loopende kudden zonder herder, tot geene gemeenten behooren, zal daar uit ligt gebooren worden een getal van 257,760, hoedanig wij (bladz. 71.) de bevolking van Amsterdam gegist hebben. Maar om de reekening een weinig gemaklijker te maaken, zullen wij dezelve in ronde cijfers stellen, op 250,000 ingezeetenen: osschoon wij zeer geneegen zijn te gelooven, dat daarmeê de bevolking van Amsteldam, misschien 25,000 menschen te laag gesteld is.
Van dit ronde getal afgaande, zullen 'er, volgens de uitcijferinge van deskundigen in A. gevonden worden.
Getrouwde Mans en Vrouwen. Ga naar voetnoot(*NB!) | 89,375 |
Weduwnaars. | 4,375 |
Weduwen. | 14,370 |
Nooit gehuuwden, Jeugd en Kinderen. | 97,500 |
Dienstbodens. | 29,375 |
Reizenden en Vreemden. | 15,000 |
S.E. | 250 000 |
waar van Manlijke | 128,975 |
Vrouwlijke | 121,025 |
De aangroei der bevolkinge van Amsterdam, gaat in deeze proportie voort:
In 1637 was dezelve | 145,900 |
In 1685 was dezelve | 185,700 |
In 1750 was dezelve | 250,100 |
In 1792 was dezelve | 275,000 |
NB. Toen ik de Sterflijksten, bladz. 70, op gaf, was 't de plaats geweest aldaar te zeggen, (indien mogelijk) in welke proportie de menschen, in ieder saisoen, en in ieder maand, en in ieder wijk van de stad, en van ieder stand en jaaren, over Amsterdam, na de andere waereld aftrekken. Dergelijke tafel geslagen over hondert jaaren, gevoegd bij de nauwkeurigste, de gespecificeerste meteorologische waarneemingen, bij de minutieuste details van voedzels, dranken en levensmanier der afgestorvenen, zou 't helderste licht aansteeken, omtrent de historie van de oorzaaken en voortgang der volksziektens, en dus den zekersten weg ter geneezinge baanen.
Dit was juist het departement der slapende Collegia Medica, wier leeven en bedrijf men op een beezemstuivertje zetten kan.
Twaalf jaaren door een geslaagen zijn dezelve gestorven, door de twaalf maanden, in de navolgende proportie:
Januarij. | 642 |
Februarij. | 561 |
Maart. | 609 |
April. | 634 |
Meij. | 687 |
Junij. | 620 |
Julij. | 584 |
Augustus. | 617 |
September. | 683 |
October. | 659 |
November. | 667 |
December. | 662 |
Hoe zeer ook oude dames, van beiderlei sexe, mogen teemen en lamenteeren over de slechtheid der tijden, 't toeneemen der welvarentheid onder de ingezeetenen van Amsterdam is buiten kijf, tenzij men wilde beweeren, dat zij, zedert 50 jaaren, milder geworden zijn in 't uitdeelen van aalmoessen, waarvoor geene reeden is. Om niet deeze of geene vapeur of gril van milddadigheid tot een bewijs te neemen, slaan wij den ontvangst der laatste tien bededagen, voor 1792, door elkander en bekomen daar voor per jaar ƒ23,746 -
Nu in 1724 was de oogst, ƒ5742 -
Alzo zijn de menschen nu meer dan vier maalen zoo rijk, als voor een halve eeuw. Hier van moet nogtans afgetrokken worden, de 25 ten hondert, die 't geld (zie bladz. 63.) in 50 jaaren verliest van zijne waardij.
Zou 't montant der laatste vijf- en twintigste penning, dit logenstrasten?
en de grootste in 1781 (10889). 't Is niet denklijk, dat de volkrijkheid met zo groote ongestadigheid vergezeld gaat. Pest en zwaare besmettelijke ziektens, de kinderpokjes uitgenomen, zijn, den goeden Hemel zij dank! hier onbekend. Wat is dus de reeden van dit zo groot verschil? Wenschelijk ware het, dat 't Collegium Medicum, 't geen zich dag en nacht beezig houdt met alles, wat der gezondheid van de Amsterdammers bevorderlijk kan weezen, zijne observatien hierover in 't licht bragt! Waarom dit geheim gehouden?
Dit getal van 214,817 verdeelt door 25, 't getal der jaaren, geeft voor ieder jaar 8592 7/25.
Onderstellende, dat in een rond jaar, van de 30 inwoners 'er één sterst, zal men met dertig de door 25 jaaren geslaagen sterflijkheid van 8592 moeten multipliceeren, 't geen voor de gewoone Bevolking van Amsterdam zal uitbrengen 257760 zielen of ligchaamen. (S.E.C.)
Hieruit en uit 't hierboven gezegde van de algemeene bevolking van Holland, kan men de aangeleegenheid dier stad en voor die Provintie en voor 't Algemeene Vaderland opmaaken; eene aangeleegenheid, die noch des te sterker in 't oog loopt aan hem, die weet, hoe in die stad de aanzienelijkste, de rijkste en meestverteerende ingezeetenen der Republiek thuis hooren.
De waardij van AmsterdamGa naar voetnoot(*) staat tot Holland voor 't-minst als 1 tot 3
En tot 't Algemeene Vaderland als 1 tot 8
Dit zou men niet zeggen uit 't volgende:
- voetnoot(*NB!)
-
In weêrwil der scherpe placaaten tegen de hazardspelen, blijft 'er altoos geen misselijker, en waarin meer wordt valsch gespeeld, dan 't huwelijk, eene loterij, waar van ik onvermogend ben, de proportie tusschen de prijzen en nieten te bepaalen. 't Kan den belanghebbenden niet onverschillig ziin te weeten, hoe de kansen staan van't leeven in dien staat.
Als 200 luiden tusschen 20 en 25 jaren zich in den echt begeeven, zullen na verloop van 20 jaaren, 'er noch 108 van beiderlei geslacht in leeven zijn.
Van 200 tusschen de 25 en 30 jaaren noch, in denzelven tiid, 104.
Van 200 tusschen de 30 en 35 jaaren, noch 98.
Van 200 tusschen de 35 en 40 jaaren, noch 86.
Wanneer de gehuuwden van zeer ongelijke Jaaren zijn, loopt mijne reekening een welnig in de war, en raakt de molen zo wat door den vang; ook reeken ik, dat luiden, die dergelijke huwelijken aangaan, liefst in 't onzekere blijven.
Deeze aangroei der bevolkinge wordt zichtbaar door de sterf- en geboortelijsten, en even zo veel door die dergebouwen, waarvan men den comparatieven staat, in 't verloop van een eeuw heeft opgemaakd. Gesteld dat de bevolking van Amsterdam bedroeg 275,000 menschen, moet dezelve (volgens den Heer K.) jaarlijksch vermeerderen, in reeden van 1885 3/4 op dergelijk getal.
- voetnoot(*)
- Indien men uit 't provenu der Convoijen en Licenten mogt oordeelen tot de uitgestrektheid van den Koophandel, zou die van Amsterdam staan tot dien van Rotterdam, als 14 tot 4.