deed, kreeg hij de pest in. Ja, kijk es - hij was een klant. Ik had hem gekregen van Kok. Die zei op een dag: “Leeger, ik heb nou een klant! Daar zitten miljoenen! Blijf een beetje in de buurt!” Er was toen nog niks bij voor mij, want hij kwam bij Kok in de manege om paard te rijden, en niet om kostuums te kopen, maar als iemand zo rijk is, loont het altijd de moeite. En ik had gelijk, want toen dat circus in zijn hoofd opkwam, zat ik er meteen bovenop. Helsloot, Bakker, noem al mijn concurrenten maar op! Ze hadden zich de vingers afgelikt!
Misschien mocht hij mij, omdat hij zichzelf een eenvoudige man vond, en altijd wou dat je gewoon tegen hem deed. Dat is natuurlijk onzin, want een gewone klant geef je geen koffie, en zeker geen tientje Maar dat was het hem juist! Hij wou wel dat je gewoon deed, maar hij wou eigenlijk helemaal geen klant zijn! Dus kon ik ook niet tegen hem zeggen: “Ik ga niet mee naar Amerika, want ik doe veel voor een klant, maar mijn zaak in de steek laten - daar is het niet om begonnen!” Ik heb gezegd: “Als hier eens wat gebeurd, dan zit ik zo ver van huis, meneer Van Leer.”
Dezer dagen stond in de krant, dat hij dood was gegaan, en toen hebben ze geschreven, dat hij nog had gezegd, dat niemand in hem iets anders zag, dan die rijke vent waar je beter van kon worden. Toen heb ik nog gedacht: “Daarom wou hij natuurlijk steeds koffie drinken bij mij!”
Hij heeft de hele oorlog in Amerika gezeten, maar we waren nog niet bevrijd, of hij stond voor mijn deur. Hij zat in Engeland, zei hij, en hij was even komen overwippen. Ik vroeg nog hoe het met de fabrieken was, en hij zei: “Dat draait.” Ik ben toen even weggegaan, en ik heb tegen mijn vrouw gezegd: “Zie dat je ergens koffieroom krijgt! Het kan niet schelen wat het kost!” Het was nog hongersnood, en room was niet te krijgen, maar hij wou d'r altijd room in hebben.
Het enige wat ik in huis had, was een kaas. Hij nam er een stukje van, en hij zei: “Hoe kom je daar aan? Ik dacht dat hier niks te krijgen was!” Ik zei: “Die heb ik geruild voor kostuums, meneer Van Leer.” Hij zei: “Da's lekkere kaas.”
De volgende dag ging hij naar Engeland, waar geen gebrek was. En wat deed hij? Hij stuurde Boterman, zijn chauffeur, om te vragen of hij een stukje van mijn kaas mee mocht nemen, want die was zo lekker!