| |
| |
| |
De Szögis uit Boedapest
‘Ik zei tegen die ambtenaar op het ministerie voor kunstzaken: ‘Je kan toch niet van een acrobaat verlangen, dat die tussen twee salto's door nog even propaganda maakt voor het communisme?’ Hij zei: ‘Ja maar de clowns kunnen toch wel eens wat zeggen?’
Als voorzitter van de Hongaarse vakbond van variété-artiesten was ik komen klagen dat er geen pensioenregeling voor ons was. Voor de toneelmensen wel, terwijl dat werk is, dat je desnoods tot je tachtigste kunt blijven doen! - Hij zei: ‘Voor jullie krijg ik dat er niet door, want het toneel - da's belangrijk omdat het propaganda is voor de idee!’
Het hele eieren eten met die communisten is, dat ze nog communistischer willen zijn dan de Russen. Dacht u dat in Rusland één clown zijn nummer zou moeten onderbreken om ‘Leve het communisme!’ te roepen? De Russen zouden zich een ongeluk lachen!
Geen twee jaar later bleek, dat ik zelf een nummer communistische acrobatiek van wereldformaat had uitgevonden. Dat het een typisch communistisch nummer was, is niet meteen opgevallen. Geen haar op mijn hoofd had daar trouwens aan gedacht toen ik het nummer opbouwde, maar dat kan ze niet schelen als de Chinese kameraden het gaan zien als typisch communistische acrobatiek.
Eigenlijk was ik ook een beetje aan dat nieuwe nummer gaan bouwen om van het voorzitterschap van de vakbond af te komen. Toen de communisten de macht overnamen in Hongarije was er in het variété geen vakbond. Ze zeiden dat we er meteen een op moesten richten. Toen zeiden ze in het vak: ‘Janos jij wordt voorzitter, want jij hebt scholen gehad.’ Ja, dat komt omdat mijn moeder niet wilde dat ik acrobaat werd. Ze zei: ‘Eerst eindexamen gymnasium, en dan mag je zelf zien!’
Nu was het niet alleen omdat ik scholen had gehad. Ik had ook een mooi verleden. Ik heb in de oorlog aan het Oostfront gestaan naast de Duitsers, en u mag dat geen enkele Hongaarse jongen kwalijk nemen, omdat we moesten.
| |
| |
We werden gestuurd door onze regering. Het is alleen - ik had die verdomde scholen, en dan word je officier. Dan moet je bevelen geven.
Ik ben gedeserteerd. De oorlog bood maar een keus uit twee mogelijkheden. Niet kiezen kon niet - anders had ik het graag gedaan - wie niet trouwens. Maar dat mag ik eigenlijk óók weer niet zeggen, want met de Russische jongens van die partizanengroep ben ik op leven en dood verbonden geweest, maar ik praat daar niet graag over. Vechten is vechten - het is altijd rot.
Maar goed, na zo'n oorlog heet een partizanenverleden een mooi verleden. Ik moet trouwens zeggen dat ik geen anticommunist was. Ik herinner me wel, dat ik mijn opname in die partizanenbende heb ondergaan als een grote bevrijding. En als later de Hongaarse communisten mij zagen als iemand met wie te praten viel, dan hadden ze geen ongelijk. - Maar ik had er alleen om de rompslomp al geen zin in, voorzitter van de bond te blijven. Ik had mijn tijd nodig om aan mijn nummers te bouwen. Op het ministerie zeiden ze: ‘Janos, jij wordt lid van de club.’ Dat moet eigenlijk, als je voorzitter bent van de vakbond, want dat is in him gedachtengang een politieke functie. Ze berusten er een tijd in dat je geen lid bent van de partij, omdat volgens hen de communistische maatschappij moet groeien. Dat de jongens van het vak me hadden gekozen, was voor hen geen punt. Die hadden me gekozen omdat ik scholen had gehad, maar dat werd in het algemeen juist als een argument tegen je beschouwd, dat elk ogenblik uitgespeeld zou kunnen worden. Ik was geen lid van de onderdrukte arbeidersklasse geweest. Ik was een jongen van burgerlijke ouders, die naar school had gemogen.
Tegen de tijd dat ze een beetje op orde raken schoppen ze je er uit - tenzij ze je zijn gaan mogen. Dan moet je lid worden. - Niet dat ze aandrongen - het is een gunst als je lid mag worden. Hoogstens zal iemand, die jou persoonlijk een geschikte vent vindt, eens tegen je zeggen: ‘Janos, laat dat nieuwe nummer van je barsten. Je kan een salto vooruit maken, je kan een salto achteruit maken - maar dan houdt het immers op? Wij vinden dat je het goed doet als voorzitter van de bond, dus zie nou maar lid te worden, dan heb je een toekomst.’
Ik dacht: ‘Nemen jullie voor mij maar een ander, die wèl lid wil worden.’ Dat willen ze dan niet zo maar, want ze zijn
| |
| |
zo duur met dat lidmaatschap, omdat ze willen blijven geloven dat het iets is voor verdienstelijke mensen. Er ontstond dan ook een beetje geprikkelde stemming, maar ik dacht: ‘Jullie kunnen mij toch niets maken, omdat ik goed ben met Russen.’
Ik weet niets van politiek, daarom wil ik er niet bij betrokken raken, want vandaag of morgen slaat het om, en je wordt met de hele club tegen de muur gezet. Daar kan je in berusten als je het echt hebt gemeend.
We werkten als artiesten in die tijd nog allemaal als vrije ondernemertjes voor eigen rekening. Dat zou nu afgelopen zijn - we zouden door de staat worden betaald - een vast salaris. Er moest een indeling worden gemaakt naar artistiek kunnen, en dat had ik te regelen. Er zijn vijftienhonderd variété-artiesten in Hongarije.
Ik heb ze bij mekaar gekregen. Artiesten werken 's avonds, slapen 's morgens, en 's middags rijden ze naar hun werk. Het moest dus diep in de nacht gebeuren. Om vijf uur in de ochtend hadden we in vergadering bijeen vijftien vakmensen gekozen. Ik was er blij mee. Het waren echt de oude wijze mannen van ons vak. Er waren oude clowns bij, en invalide acrobaten - enfin, het is een verkiezing geweest, waar bijna iedereen ten slotte vrede mee had.
De vijftien mannen vormden een jury, die zitting hield in de kleine uurtjes van de nacht, zodat iedereen kon komen voorwerken om geklasseerd te worden als staatsartiest. Je kon ingedeeld worden in drie klassen, en elke klas was nog eens onderverdeeld in a, b en c. Het heeft drie jaar geduurd voor iedereen de jury was gepasseerd. - En toen zeiden ze op het ministerie dat we eigenlijk ons geld best in eigen beheer konden blijven verdienen.
Ze zeiden dat ze maar geld hadden voor driehonderd staatsartiesten, en dat de rest voor eigen rekening moest blijven werken. Het voorwerken voor de jury begon opnieuw, want iedereen protesteerde dat ie juist een nieuw nummer had bedacht. Toen dat was gebeurd, had het ministerie nog maar geld voor de honderdtwintig besten.
Intussen bouwde ik aan de apparatuur voor mijn nieuwe nummer, maar het was telkens niet goed. Vier keer ben ik opnieuw begonnen, en toen ik er ten slotte mee klaar was, zat er dertigduizend gulden in. We hebben zelfs het huis dat ik met Rosika bij mekaar had verdiend weer verkocht om
| |
| |
aan de apparatuur te kunnen bouwen. Ik ben van origine parterre-acrobaat, en Rosika heb ik uit een luchtnummer weggetrouwd. We hebben mekaar alles geleerd wat we wisten. We voelden ons volbloed-artiesten, en dan moet je alles over hebben voor je nummer - ook je huis.
Als je dat niet hebt, bereik je nooit dat je wordt geklasseerd als staatsartiest eerste klasse. - Ja, dat waren we al met ons oude nummer, maar nog niet in de afdeling 1-a. Dat hebben we pas bereikt met ons nieuwe nummer. Metéén! Normaal geeft de jury pas na drie dagen uitsluitsel, maar in mijn geval was de jury meteen unaniem - en niet omdat het een communistisch nummer was - dat wisten we toen nog niet. Ook de communisten niet, toen ze het zagen. Het kwam eigenlijk pas uit aan de andere kant van de Oeral.
Het nummer is moeilijk te beschrijven, maar de apotheose was, dat we drie salto mortales maakten op de motor - met motor en al! In Peking zijn we zo uitbundig gevierd, dat ze ons eenvoudig beletten op te treden. Van de dertig dagen hebben we er maar twaalf gewerkt - de andere dagen was het feesten en nog eens feesten. Toen we daar weggingen was ik tien pond zwaarder geworden in die ene maand!
Ze maken daar zelf mooi werk hoor! Hebt u hier nooit een echte Chinese acrobatentroep gezien? Dat is toch schitterend! Maar nee - de Szögis uit Boedapest - dié waren het pas! Want die deden het op een motorfiets! U moet bedenken - de motorfiets is daar en ook nog in grote delen van Rusland het symbool van de vooruitgang. Niks ezeltjes! Motorfietsen! Mechaniseren!
Toen we thuis kwamen, bleek het feit dat ik nog steeds geen lid was van de partij een pijnlijke kwestie geworden. Ik was gevierd door de Chinese kameraden. Dat kan eenvoudigweg geen niet-communist gebeuren. Aan de andere kant geloofde niemand, dat ik nu niet spoedig een aanvraag zou indienen voor het lidmaatschap.
Ik heb toen mijn groot krediet op het ministerie gebruikt om er voor te pleiten ons mooie staatscircus nu eens naar West-Europa te sturen, om daar de valuta te verdienen, die Hongarije nodig had. Dat is toen doorgegaan, maar vooral omdat ze zo trots op ons waren, dat ze ons best eens wilden laten zien. Het leek ons allemaal trouwens volslagen onwaarschijnlijk, dat we ooit neiging zouden kunnen krijgen in het Westen te willen blijven. Wat dacht u dat Rosika en ik
| |
| |
samen aan salaris haalden als 1-a geklasseerde artiesten? Dat kwam ongeveer overeen met vijfduizend Nederlandse guldens in de maand.
Die hoge gage is ook mede een reden geweest, waarom we zo makkelijk ons huis opgaven voor het nieuwe nummer. Rosika en ik hebben eigenlijk weinig geld nodig voor onszelf, dus dat huis hebben we met een goed nummer zo terugverdiend, en meer kon je niet hebben. Daar heb ik het vaak over gehad op het ministerie, want ze wilden ons geen pensioenregeling geven, maar sparen voor de oude dag mochten we ook niet, want met spaargeld was je in die jaren te grijpen als een stiekeme kapitalist.
‘Maar wat moeten we dàn doen met ons vele geld!’ vroeg ik. ‘Zuip het maar op Janos,’ zeiden ze. Nu was dat ironisch bedoeld, want het alcoholmisbruik gingen ze juist tegen. Ze waren altijd nog al vrij in de mond tegen niet-communisten, want wanneer je als niet-communist naar de politie zou gaan, om iets slechts te vertellen van een communist, dan mocht je blij zijn als je er met een pak slaag afkwam. Enfin - op het ministerie bedoelden ze alleen maar te zeggen, dat ze ook wel begrepen dat wij op die manier tussen de stoelen kwamen te zitten. Maar er was niets aan te doen, want die pensioenregeling kwam er niet en dat we zouden mogen sparen?... Een voorstel in die richting zouden ze niet eens durven doen hogerop, want dat was tegen de partijlijn van het ogenblik! Daar konden ze voor opgehangen worden.
Of ik dáárom niet meer terug ben gegaan naar Hongarije? - Breken met je land is veel te erg dat je het zou doen om een geldkwestie. Breken met Boedapest is nog erger. - Eigenlijk komt het er op neer, dat we hier zijn gebleven, omdat we plotseling hoorden dat er iemand in ons huis zat. Het was nog steeds dat huurhuis.
Het sprak eigenlijk vanzelf dat het huis voor ons werd vrijgehouden zo lang we in het buitenland werkten, maar het was zo'n leuk huis en vooral Rosika was er zo op gesteld geraakt, dat we het nog eens ten overvloede hadden afgesproken met de betrokken instanties.
Ik kende de vent die in ons huis was getrokken persoonlijk. Een rancuneuze rotvent. Een collega. Dat maakte het juist zo eng. Je werd namelijk altijd opgehangen door je buurman of door je collega. Niet door communisten. Die zijn niet geïnteresseerd in gewone mensen. Die hangen alleen mekaar op.
| |
| |
- Ik geloof niet, dat ik u tot nu toe iets heb verteld, dat ik niet ook had kwijtgekund op het ministerie in Boedapest. - Maar als ik er maar een fractie van had verteld aan de buurman, die eventueel óók wel in mijn huis wil, dan had ik al lang en breed in de gevangenis gezeten. Ze gaan er bij de politie zonder meer van uit, dat je met kritiek steeds een bedoeling hebt, en als je er dan niet mee bij de betrokken instanties bent gekomen maar bij de buurman of bij een collega, dan nemen ze automatisch aan dat je de bedoeling hebt gehad tot ophitsen tegen het regime.
Het onvermijdelijke gevolg is, dat je voortdurend op je woorden loopt te passen, en juist de meest nare mensen uit je omgeving naar de ogen gaat zien, want die zijn het, die naar de politie lopen. Het onbehagen dat uit zo'n situatie ontstaat, moet algemeen zijn geweest, want de opstand van november zessenvijftig was dat ook. Wij zijn er niet bij geweest. Wij waren op tournee. Ons circus is een tijdje later ontbonden - ook al omdat toen niet veel mensen in West Europa nog neiging voelden, eens naar een Hongaars staatscircus te gaan kijken. Sommigen van ons gingen naar huis, anderen wilden meteen nooit meer terug.
Zelf had ik aanvankelijk een soort tussenweg gekozen. Ik kon hier meteen voor drie jaar contracten afsluiten - onder andere in Engeland, en daar ben ik op ingegaan onder beding van het percentage voor de Hongaarse staat. Op die basis kwam ik in 1957 in Amsterdam in Carré te werken. Waarschijnlijk weet u daar nog wel van - het heeft in alle kranten gestaan, omdat ik de vierde dag ben verongelukt met mijn nummer. Ik heb zes maanden niet kunnen werken. Rosika is gauw weer als luchtnummer gaan staan, om ons er door te slepen. Ik heb alsmaar liggen denken aan wat er aan de hand was geweest in Hongarije, en aan de rotvent die nu in ons huis zat. Wat zou die van me verteld hebben om dat in orde te krijgen?
Dezer dagen las ik iets in een Hongaarse krant, waaruit bleek dat er nu in Hongarije weer wèl gespaard mag worden, en ineens merkte ik hoe ver dat allemaal achter ons ligt. Het is al haast weer gewoon, dat we hier ons eigen huis hebben. Het staat in Sliedrecht, omdat we in Amsterdam jaren zouden hebben moeten wachten.
De buurman heet hier Kees Ouderkerk. Hij is bij het onderwijs, en we hebben van hem de boekjes van de eerste tot
| |
| |
de zesde klas lagere school gekregen om de taal te leren. Vooral Rosika is daar van het begin af aan fel op geweest. Toen we hier mochten blijven heeft ze meteen gezegd: ‘Dan doen we het ook helemaal goed!’ Rosika heeft ook leesboeken. Ciske de Rat van Piet Bakker! Kent u dat? Een dik boek zeg! Ze heeft het helemaal gelezen!
't Is moeilijk hoor, want onder artiesten is het zo gesteld dat ze je niet verbeteren als je iets geks zegt - ze gaan het dan zelf óók zeggen. Gelukkig hebben we Kees bij de hand.
Ik heb bijvoorbeeld lang gezegd dat Hollands een moeilijke ‘prate’ was, want ik ken Duits, en ‘taal’ heet daar ‘Sprache’. Artiesten blijven dan glashard tegen je zeggen: ‘'t Is een moeilijke prate hè Janos?’ Of ze zeggen: ‘Hoe is het met de duurwellen van Rosika?’ Ja, we dachten dat die een probleem zouden worden in Sliedrecht, maar het blijkt dat daar een heel goeie kapper zit.
Wacht maar even, ik wéét het woord wel, 't is niet duurwellen - 't is permanent - en eigenlijk zeggen jullie dat ook niet meer. Je kunt het beter gewoon hebben over je kapsel.
Op den duur krijg je er een instinct voor. Dan komen we op ons werk, en iemand zegt: ‘Ha Rosika, hoe is het met je knookontzonding?’ Dan zegt ze: ‘Een heel stuk beter, dank je wel,’ maar tegen mij zegt ze dan later: ‘Onthouden voor Kees, want knookontzonding is vast geen goed woord.’
Het is een ontsteking aan haar elleboog. Ze wordt in ons tegenwoordige nummer een meter of wat de lucht in geslingerd, en als ik haar dan opvang, stoot ze soms toch nog haar elleboog aan het opstaptafeltje, omdat we de apparatuur zo klein mogelijk houden, en zo dicht mogelijk bij mekaar zetten. Ze had zich al een paar keer hard gestoten, en het vorig jaar in Lapland stootte ze zich erg hard. - Nee, ons grote motornummer maken we niet meer. We hebben het nog wel even gedaan in Engeland, maar het is hier eigenlijk niet te exploiteren. Het is een nummer dat een grote piste nodig heeft, en je moet voortdurend de apparatuur van vijfhonderd kilo meeslepen. We kunnen er alleen mee terecht in de grote circussen, en die verdwijnen hier in het Westen. We maken nu ‘Schleiderbrett’. Ik zou er geen Hollands woord voor weten. Het is de circusbenaming voor een bepaald soort acrobatiek. Je hebt er maar een ruimte van vier bij vier meter voor nodig, en zes meter hoog.
We wisten nog een beetje hoe het moest met Schleiderbrett
| |
| |
van voor de tijd van ons motornummer maar we hebben het helemaal nieuw op moeten bouwen. Er zijn er maar drie op de hele wereld, die een soortgelijk nummer maken. Dit seizoen staan we er mee in het programma Tele-Troef van Pé Lahnstein. De volgende zomer staan we in Zwitserland, en het jaar daarop gaan we voor acht maanden naar Amerika. - We moeten inderdaad een hoop belasting betalen ja, maar daar ben ik niet kapot van. We hebben Rosika haar moeder bij ons, en die heeft hier nog nooit belasting betaald, maar ze kreeg een brief waar in stond - mevrouw, denkt u er aan, u bent weduwe, dus u hebt recht op de weduwenuitkering.
Het gaat ons goed. Het ging ons in Hongarije beter - althans financieel. We willen hier nooit meer weg. Maar telkens merk ik dat een gesprek over het waarom zo moeilijk is. Mensen kijken verbaasd als ze horen hoeveel ik daarginds verdiende, of ze concluderen: ‘O, jij bent zeker altijd fel tegen de communisten geweest, net als wij.’ Dan moet ik eigenlijk zeggen: ‘Nee, maar er zat opeens een vent in mijn huis, en dat vond ik griezelig.’
En ú wilt nu van me weten hoe het in China was. Dat weet ik niet. Ik versta die mensen niet, en ik geloof ook, dat ik altijd te weinig interesse heb gehad voor dingen die niet onmiddellijk verband hielden met mijn nummer. In China was het eigenlijk de hele dag tegen mekaar zitten lachen, en dan eten, drinken en roken, en dan gauw weer ergens anders tegen mekaar gaan zitten lachen, en weer eten, drinken en roken. We hadden wel een tolk, maar die vertaalt de plichtplegingen en de toespraken.
Het was een van die Chinese jongens, die bij ons in Hongarije studeerden. Een aardige vent. Ik heb hem eens gevraagd: ‘Hoe zie jij de boel nou hier, nu je een jaartje of wat weg bent geweest?’ Hij zei: ‘Het gaat niet best want we hebben veel tegenslag gehad. Maar ja, in grote trekken ligt het hier precies zoals bij jullie in Hongarije - de hoofdzaak is dat we voor het eerst werkelijk vrij zijn, en het gevoel hebben, dat alles wat we doen voor China is, en niet voor de een of andere kapitalist.’
Ik zie nòg het gezicht waarmee hij dat zei. Hij zei: ‘Je vrijheid hè, da's toch maar alles!’
|
|