| |
| |
| |
Geld? Kom kom!
‘In 1948 was ik op vakantie in Bad Neuenahr. Je had daar een Casino. Ik ben geen gokker, maar ik had honderd mark gereserveerd, omdat ik het wel eens meegemaakt wou hebben. Nu kreeg je in die speelzaal een boekje uitgereikt met “Permamentzen”. Zo noemden ze dat. Het was een boekje in de trant van: “Mensen, speel niet lukraak op onze roulette, want dan verlies je!” - Alsof je anders niet zou verliezen! Enfin, het was mooi bedacht als reclame voor een speelzaal, maar op mij werkt zoiets verkeerd. - Wat zegt u? Nee, ik heb niets tegen Duitsers. Ik heb wel tijdens de oorlog een pistool gestolen in verband met mijn plan om naar Engeland te gaan. Voor dat pistool heb ik een jaar tuchthuis gekregen, en voor “Feindbegünstigung” drie jaar. Een mild vonnis eigenlijk, omdat de Duitse bezetting nog maar pas aan de gang was. Maar ik heb sindsdien voornamelijk mezelf een sukkel gevonden, want wie is er zo stom, zijn plannen te bepraten met een kelner van het Thorbeckeplein? Daarom heb ik geen haat tegen de Duitsers.
Ik heb er wel iets anders van over gehouden. Als een werkgever onredelijk tegen me was, zette ik meteen mijn hoed op, en ik zei: “Hou me salaris maar, ik bèn al weg!” Ik ben in tuchthuis en concentratiekamp genoeg gekoeioneerd! Waarschijnlijk was ik nooit voor mezelf begonnen, als ik in die jaren niet overgevoelig was geworden op dat punt. Ik veranderde om de haverklap van baan. Van mijn vak ben ik constructeur, maar ik heb alles gedaan. Ik ben zelfs streekcorrespondent geweest van een landelijk dagblad voor het Gooi.
Dat ik journalist werd, komt eigenlijk ook door die jaren in Duitse gevangenschap. Je moet dan iets doen om je af te schermen van de werkelijkheid die veel te vreselijk is. Ik bedacht toen, dat ik mij kon oefenen in het snel en doeltreffend onder woorden brengen van mijn gedachten. Dat kan je in je eentje mompelend lopen doen, en het schept afstand van de gebeurtenissen, waardoor die je ook minder treffen, lijkt het wel.
| |
| |
Na de oorlog dacht ik, dat ik journalist moest worden, om dat eeuwige oefenen ten nutte te maken, maar de chefredactie zei na een tijd, dat ik een uur vroeger op kantoor moest komen. Ik heb mijn hoed gepakt, en ik heb het weer gezegd.
Ik ben iemand die van niks kan leven - ik heb geen behoefte aan luxe - ik hield altijd over van mijn salaris. Maar één ding - als ik weer eens ergens wegliep, nam ik meteen al mijn spaargeld op, en ik ging eens lekker op vakantie. - Ik geloof niet, dat ik meteen na die episode in de journalistiek naar Bad Neuenahr ben gegaan - ik meen dat er nog een tijdje tussen heeft gezeten, dat ik weer als constructeur op een fabriek zat - ik wil er af wezen - ik zat trouwens te vertellen van dat boekje met “Permanentzen”.
Zo'n boekje werkt averechts op mij, omdat ik ben geïnteresseerd in wiskunde, en zelfs zo'n geschriftje, dat alleen maar de pretentie kan hebben van wiskunde, leidt mij meteen af. Ik ben die speelzaal uit gelopen, en op een bankje in het park ben ik gaan zitten goochelen met cijfers. Voor de lol, want ik ben wel een beetje gek, maar niet helemaal. Ik vond toen een feilloos systeem om te winnen. Die avond heb ik het uitgewerkt, en het klopte helemaal. Het ergerde me, want ik wist dat het niet kon. Ergens moest een fout zitten, die heel eenvoudig op te sporen was - alleen ik vond hem niet. Dat heb je vaak. Als je een constructie zit te tekenen, weet je dat er voor een bepaalde moeilijkheid een eenvoudige oplossing moet zijn. Je ziet hem bijna voor je, maar je kan hem niet pakken. Zoiets kan dagen duren - weken - ik word daar alleen koppiger van. Ik sla in zo'n situatie geen boeken op, en raadpleeg geen autoriteiten, want misschien ben ik iets op het spoor - niet een feilloos speelsysteem misschien, maar wel iets, dat daar desnoods in de verste verte niet mee te maken heeft - iets dat een autoriteit nooit vindt, omdat ie autoriteit is.
De volgende dag ben ik toch naar die speelzaal gegaan, met de honderd mark die ik immers had voorbestemd om daar te verliezen. In de praktijk blijkt de fout altijd meteen. Maar in een half uur won ik vijfhonderd mark. Toen ben ik weggegaan. Het spel boeit me niet, en bovendien vond ik het zo vernederend - waarom moet ik bij de eerste de beste moeilijkheid naar de praktijk vluchten met een probleem dat theoretisch is op te lossen?
| |
| |
Maar je neemt geen vakantie om halve nachten op je kamer te gaan zitten cijferen. De volgende dag wou ik van dat probleem af. Op naar de speelzaal. Ik won tweeduizend mark. Woedend was ik, want ik word woedend als een ander te kort schiet, maar ook als ik het zelf doe. - En dat Japannertje pak ik ook. Denk er om dat ik dat Japannertje pak! Ik pak hem bij zijn strot op twee manieren! Dat zal ik u uitleggen. Ik heb op mijn werptransporteur octrooi over de hele wereld, behalve in Japan. Een streek van die Japanse vooronderzoeker! Mijn werptransporteur? Dat is een ding dat alle soorten materiaal - zand, grint, maar bijvoorbeeld ook modder, graan, sulfaat, - noem maar op - dat transporteert mijn werptransporteur allemaal - door de rommel tien meter hoog, en vijfentwintig meter ver weg te slingeren - hoogte en afstand zijn uiteraard te verstellen.
Ik ga het ook spelen over de Japanse ambassade. Jawel, dat kon best eens wat uithalen! Japan voert tegenwoordig een handelspolitiek van: “Wij zijn ook netjes geworden hoor!” Als ik daar ga zeggen: “Geen octrooi verlenen hè! Nee! Maar dan wel jaren later mijn dingetjes precies nagemaakt op de markt gooien hè!”...
Als dat niet helpt geeft het nog niks, want ik ben al klaar met de baby. Ik maakte de werptransporteur tot nu toe in twee types - de grote die tweehonderd ton per uur wegslingert, en die voornamelijk naar Amerika gaat, en de kleine, die goed is voor zestig ton per uur. De nieuwe baby slingert vijfendertig ton, en is zo compact, dat ie maar één kubiek kost aan zeevracht, omdat ie met motor en al in mekaar te klappen is tot minder dan een kubieke meter. Ik heb hem uit kwaadheid speciaal geconstrueerd voor deze gelegenheid, en ik lanceer hem in Japan zelf. Let er op dat ik binnen een jaar dat Japannertje naar de bliksem heb geholpen! Ik verdien er niks aan, maar dat geeft niet, want ik kan het nu ruim doen. Als je het mij vraagt, is dat ding van hem trouwens niet zo goed als het mijne. Hij is niet gek goedkoop ook. Het stukje van mijn markt dat ie hééft, zit hem alleen in de zeevracht, die op de prijs van mijn ding drukt. Hij kan ze toevallig alleen vlak bij hem in de buurt kwijt hoor! - Jajaja, ik heb het wel onthouden. U wilt weten hoe dat met die roulette in Bad Neuenahr is afgelopen. Maar uw kernvraag als verslaggever kan natuurlijk alleen maar zijn - hoe wordt een streekredacteur van het dagblad Trouw, directeur-eigenaar
| |
| |
van een fabriek in Assen? Altijd de grote lijn in de gaten houden bij het interviewen - dat deed ik ook vroeger.
De avond van die tweede vakantiedag in 1948, toen ik tweeduizend mark had gewonnen toen heb ik weer zitten cijferen om de fout te vinden, maar mijn hart zat er niet in. Na een tijdje merkte ik wat er was. Getransponeerd van het wiskundige naar het huishoudelijke is tweeduizend mark een hoop geld - meer dan ik ooit had bezeten. Ik heb mijn meisje gebeld, dat ze ook moest komen. Intussen ging ik elke dag een uur naar de speelzaal, en ik won steeds meer, maar mijn meisje heeft me wèl geloofd - ik bedoel - als je de waarheid zegt, geloven mensen je nooit, en als je liegt geloven mensen je altijd. Daar moet u zelf ook van weten, want het is het probleem van de journalistiek. Mijn meisje geloofde dat me het wiskundige probleem wat kon schelen. Dat vond ze een aardig trekje. Mijn vrouw is financieel erg conservatief, en mijn fabriek heet Doyer & Hauser, maar Hauser is mijn vrouw hoor. Ze doet de hele financiële kant, dus ik kan volop de technische directeur zijn, en dat is wat ik graag doe. Dertig mensen heb ik aan het werk op duizend vierkante meter, maar ik heb tienduizend vierkante meter terrein, dus we kunnen nog even vooruit. Die werptransporteur staat al te slingeren in achtenzestig landen. Je komt in zo'n uitbundige stemming als je meisje je gelooft. En zij van de weeromstuit ook. Je kan je plezier niet op. Op een gegeven ogenblik ga je links en rechts kennissen uitnodigen, van wie je weet dat ze ook nooit vakantie nemen. Mijn winst op de speelbank was toen al opgelopen tot meer dan tienduizend mark.
U moet bedenken dat ik toen nog niet wist, dat ik ooit voor mezelf een zaak zou beginnen. Het was vakantiegeld. Dat geef je uit, en straks ga je weer een baantje zoeken. Die uitgenodigde kennissen geloofden me overigens niet. Ze dachten: “Doyer heeft een feilloos systeem om te winnen bedacht - hij wil het alleen niet vertellen!” En nu heeft zoiets toch invloed op je. Ik wist nog altijd heel zeker, dat er een fout in mijn berekeningen zat maar - je houding wordt ambivalent - ik dacht: “Waarom zou ik zoeken naar een fout, waarmee ik zoveel geld win?” De directie van het Casino had toen al een man aangesteld, om al mijn inzetten op te tekenen. Die kon zijn mond niet houden, en hij zei: “Meneer, wat u nu doet, moet u helemaal niet doen, want dat
| |
| |
leidt tot niets!” Toen kon ik eindelijk iemand, die bovendien vakman was, uitleggen waarom ik het zo deed. Hij begreep het niet, maar hij was een aardige kerel, en dat maakte dat ik het zelfs wel anderhalf uur uithield in die speelzaal. Ik won alsmaar. En dat heeft een gevolg gehad, waar ik het even over wil hebben. Ik heb u verteld, dat ik geen behoefte heb aan luxe, maar het bezit van geld - ik weet het niet - het verandert iets - en dat heeft wat te maken... niet eens direct met je zelfvertrouwen misschien, maar wèl met de mate, waarin je zelfvertrouwen wordt geaccepteerd door anderen, en dat mèrk je! - In de buurt van dat plaatsje heb ik een Hollander ontmoet, die in Duitsland een fabriek van radiolampen had opgericht. Ik zeg gewoon tegen hem: “Hoe doe je dat dan zonder geld?” Hij wou me meteen als compagnon hebben.
Hij was nog maar pas begonnen - het enige dat ie al had was zestigduizend mark schuld. Zijn geldgevers waren mensen uit de Duitse radiohandel. Ik wist van een Frans radiolampje, dat inkoop maar twee mark vijftig kostte, terwijl in Duitsland een radiolamp vijftien mark opbracht, en hij wist één ding zeker - dat de Duitse radiohandel zeer beslist niet aan dat Franse lampje wilde. Ik ben meteen compagnon in zijn zaak geworden, maar alleen omdat hij die zestigduizend mark schuld had. Ja. Als die mensen van de Duitse radiohandel dat Franse lampje niet willen, dan zit daar een of andere afspraak achter, maar als je ze duidelijk maakt, dat ze anders hun zestigduizend mark helemaal niet terug zien, dan blijken ze enige speling te hebben. Met een beetje praten heb ik in minder dan geen tijd dat fabriekje met zestigduizend mark schuld omgezet in een importfirma met zestigduizend mark op de bank. Toen heb ik gezegd: “Geef mij mijn aandeel maar in het handje, dan ben je weer alleen-eigenaar.” Och - 't is handel - vervelend werk. Bovendien geloofde ik dat, nu die handelsmensen hun geld terug hadden, ze zich die oude afspraak wel weer zouden gaan herinneren. Maar wat ik wou zeggen - ik had dus niet eens meer dan een uur tijd beschikbaar voor die speelzaal - eigenlijk ook weer niet zozeer om die lampenaffaire - mijn meisje hield van wandelen.
De laatste dag dat ik er heen ging - ik wist toen nog niet dat het de laatste dag zou zijn, maar terwijl ik de fiches inzette, zag ik plotseling waar al die tijd mijn denkfout had
| |
| |
gezeten. Het volgende ogenblik verloor ik vijftienduizend mark. Dat had me ook kunnen gebeuren met mijn eerste inzet van de eerste dag. Het was gewoon toeval dat het al die tijd niet was gebeurd. Ja, dat wist ik al wel, maar ik had niet geweten waaròm! Het was of ik wakker werd uit een droom - geen vervelende - ook niet bepaald een fijne - meer zo'n onbestemde droom, waarbij je voortdurend het gevoel hebt, er eigenlijk niets mee te maken te hebben. We zijn meteen met zijn allen opgebroken. Geen van ons was iemand voor dure hotels, maar we hadden het er toch wel van genomen natuurlijk - de rekening bedroeg enige duizenden - een peuleschil - wat ik overhield liep in de tienduizenden.
Toen mijn eerste werptransporteur stond te slingeren op de Jaarbeurs - ach, wat een dag! Het principe van mijn patent is zo eenvoudig, dat ik het zelfs u kan uitleggen - hoeveel te beter dus aan ingenieurs. Toch werden die niet geestdriftig toen het ding alleen op papier bestond. Mensen nemen nooit aan, dat een probleem waar ze al jaren mee zitten, zo eenvoudig is op te lossen. Maar dan! Dan zien ze hem ineens! Ik heb daar op de Jaarbeurs mensen, die op hun akkertje de hoek om kuierden, plotseling zien verbleken. Daar stond mijn kleine ding die straal zand weg te slingeren. Ik zag fabrieksdirecteuren bedenken, dat hun opslagplaats van gietzand eindelijk tot de nok toe zou kunnen worden benut. Ik zag ze denken aan onmogelijk smalle gangetjes en nauwe bochten, waar mijn ding zonder moeite passeert. Ik zag bouwers denken aan vrachtwagens grint, die gelost moeten worden aan de andere kant van de sloot. En al die tijd spoot die straal zand maar door, maar door. - Wat zegt u? Ik heb mijn fabriek helemáál niet gebouwd van het geld dat ik overhield aan die vakantie in Duitsland. Welnee - dat geld is opgegaan aan andere dingen. Ik heb toen gewoon een baan aangenomen als constructietekenaar op de fabriek van Buiscar. Daar heb ik het ook gezègd. Ik heb gezegd dat ik een idee had voor een kinderlijk eenvoudige werptransporteur. Ze versleten me voor gek. Ik heb mijn hoed gepakt...
Toen ik het idee van die werptransporteur rond had, zat ik op zwart zaad. De twaalfduizend gulden die octrooi over de hele wereld kost, heb ik bij mekaar verdiend met een nieuw soort zakkenknecht. - Als een kolenzak wordt volgeschept, moet iemand die zak ophouden. Mijn nieuwe oplossing voor dat probleem was de helft goedkoper dan het ding dat aan de
| |
| |
markt was. Samen met Van Hengstum, die nu nog chef van de werkplaatsen bij me is, stond ik er vijf per dag te maken in een schuurtje in Bussum, en als die klaar waren, ging ik er zelf even vijf kolenboeren mee af. Niemand kocht ze niet. Het was even hard werken, maar ja, ik moest dat octrooi hebben over de hele wereld voor mijn werptransporteur.
Maar als dat probleem met dat reclameboekje van die speelzaal destijds niet was gerezen, dan had ik nooit een ogenblik het idee gehad, een man van geld te zijn, iemand van zodanig gewicht, dat ik vanuit mijn superioriteit zo maar die man van dat radiolampenfabriekje uitvroeg over zijn moeilijkheden. Ik zie hem nog wel eens. Hij is nu weer monteur ergens in Holland. Goeie monteur.
Van belang is alleen maar geweest deze ontdekking: als ze zitten te springen om jouw radiolamp, dan steken je klanten geld in je fabriek zonder rente of zeggenschap te vragen. Wist u dat? Ik niet. Op het voor mij beslissende ogenblik zat al mijn vindingrijkheid, al mijn werkkracht, al mijn geld in de octrooien plus die twee model-transporteurs op de Jaarbeurs. Ze zeiden: “Meneer, u bent gek geworden! Vooruitbetalen en dan nog alleen maar een nummer zijn op uw wachtlijst? Dat doen wij nooit!” Die dat zeiden kwamen later aan de beurt dan hun concurrenten.’
|
|