Henriëtte de Grandpré
(1789)–Jacob Eduard de Witte, Maria van Zuylekom– AuteursrechtvrijTwee en twintigste brief.
| |
[pagina 249]
| |
door uwe volagerie en uwe inconstançe hebt onwaardig gemaakt! Ce butor de Prengel m'a terriblement offensée, vengé moi de lui, en toon U hier door ten minste erkennend voor de liefde, die gij ziet dat eene Vrouw van rang, zwak genoeg is geweest U toe te dragen. Nous ne nous reverrons jamais; ik hoop dat de liefde mij eens van U zal wreeken; en gij altijd zoo ondankbaar door haar zult behandeld worden, als gij mij... penses y! mij hebt gedaanGa naar voetnoot(a). Adieu, Ingrat! je pleure d'amertume plus que par tendresse. Ik wensch U eenmaal zoo veel te leeren verachten, als gij verdient, wees verzekerd dat ik hier alle mogelijke pogingen toe zal aanwenden. Je suis, avec indignation pour vous Marquize de Grospoint. |
|