alle de zachte tederheid van een Ouder, mij den dood mijner Ouders hielp beweenen, deeze voortreffelijke, deeze beminnelijke eerbiedwaardige, legt worstelend met den dood, voor mijne oogen, eene snoode hand.... Ach Beauvoisin! eene grouwzame hand heeft haar, Vergeeven! een harer Meiden, welke zij, uit eene overmaat van menschenliefde, waarschuwde voor de listen van een Man, die ter kwader naam stondt, heeft een dodelijk vergif, uit lage wraakzucht, in haaren gewoonen melkdrank gemengd, de verfoeide boosdoendster heeft zich zelve verraden, want zij is dit huis ontvlucht, op het oogenblik toen het vergif begon te werken, de vloek des Hemels verzelle de snoode!... ach, Geliefden! ik kan niet meer, koom spoedig! koom spoedig! de waarde Vrouw verlangt naar U; zij kan niet lang meer leven. Een expresse zal U dit briefjen brengen, en ik zal het als een blijk uwer liefde aanzien als gij schielijk bij ons zijt.
Uwe getrouwe
Henriette.
Naschrift van Lotje Dalmont.
Ook mijne traanen, de traanen der vriendschap verzoeken U, om bij ons te koomen; mijne ongelukkige brave Moeder verlangt U, eer zij sterft, te spreeken over een geval, waar van waarschijnelijk het geluk van mijn geheel leven afhangt. Ik ben te droevig, om 'er U iet van te kunnen schrijven, voldoe