Henriëtte de Grandpré
(1789)–Jacob Eduard de Witte, Maria van Zuylekom– Auteursrechtvrij
[pagina 204]
| |
stroomen over mijne letteren!.. Helaas! vlieg schielijk in mijne armen, laat ik, op uwen boezem nedergeboogen, troost en kalmte vinden... Mijne Moeder... ô God!... mijne uitmuntende Moeder heeft geen dag levens meer!... Afschuwelijke boosheid heeft haar, haar die een geheel menschdom, vriend en vijand met het liefderijkste hart als gezaligden aan den throon des Almachtigen wenschte, den doodsteek gegeeven... Zij is - vergeeven!... Ach! Henriette! de Godsdienst is naauwelijks in staat, om mij zulk een slag, gelaaten, te leeren draagen!.. Omstandigheden kan ik thans niet melden, mijn geheel hart is in zijne fijnste levenswerking geschokt, ik schrijf deeze weinige woorden alleen, om U te bidden dat gij dadelijk bij ons komt!.. Waarschijnelijk leeft zij, bij uwe aankomste niet meer!... Een onzer Dienstboden beging dien grouwel aan de beste der Moeders, en de tederhartigste Echtgenoote!.. Mijn dierbaare, grijze Vader zit spraakeloos, weggezonken in den verscheurendsten weedom aan de sponde der lijdende Engelin!... Altijd Christinne, altijd vertrouwende deugd, altijd liefderijke natuurgenoote, spreekt en bid de eerwaardige Vrouw, met den doodsluip op de lippen, nog voor haaren moorder!.... Hemel!... Hemel! wat zal mijn lot zijn, als gij die Leidsvrouwe mijner jeugd van mijne zijde wegneemt! en, vooräl nu, in een tijdstip waar in mijn hart eene liefderijke hand om hetzelve te draagen, nodig hadt! Henriette! waar de edele Vrouw ook uwe Moeder niet!.. Zult gij, na den ontvangst van dit briefje, | |
[pagina 205]
| |
het welk ik U met eene expresse toezend, niet dadelijk bij ons koomen?... Zeker, zeker zal uw lief, deelneemend gevoelig hart bloeden en aan mijne bede voldoen? De Famillie van den Heer Prengel kan om zoo treffend eene rede, uw verhaast vertrek niet kwalijk neemen.... Ach! ik kan niet meer... angst, eene boven de traanen, boven alle uitdrukkingen verhevene droefheid noodzaaken mij de pen neder te leggen, mondeling zult gij alles weeten!... haast U, haast U dan, mijne Geliefde! naar het sterfbedde, het verscheurend sterfbedde der edele Vrouw, die uwe jeugd redde, toen gij door uwe zalige Moeder aan de deernis van het menochdom wierdt overgelaaten!... Haast U naar uwe bedroefde en ongelukkige Charlotte. |
|