Zevende brief.
De Advocaat Veaucoeur aan zijn' vriend Luxe.
Gij weet, mon cher Luxe! dat ik weinig brieven schrijf, om dat ik die geleerdheid du dernier commun vind, en weinig voegt het un homme du monde, au moins pas à moi. Dan, het zij une capriçe du sentiment of un erreur de cervelle; thans dwingt mij de liefde pour une fille belle comme agnes, om de pen een oogenblik in mijne hand te neemen. En honneur, cette Henriette, cousine de Monsieur Prengel m'a fait le tour d'une Dilcine & mon coeur est epris comme Donquinchotte. Lach niet, mon cher! herrinner U dat een kundig Man, schoon hij niet zoo Mondain als wij dacht, waarheid sprak daar hij zeide:
‘Qui qui tu sois, l'amour est ton maitre,
Il l'est-le fut-ou le doit être.’
Het Meisje maakt mij enragé, zij badineert met mijne verstandigste gezegdens, & voila un grand