Zes en twintigste brief.
Mevrouw Grandpré aan Juffrouw Renné.
Het rijdtuig, dat mij naar mijn Echtgenoot zal overvoeren, staat gereed; hij is gevonden; en ik kan geen oogenblik toeven om, met mijne lieve Zuster Dalmont en Henriette, naar hem toe te vliegen; derhalven, mijne waarde Julie! blijft mij geen tijd overig om U iets op uwen brief te antwoorden, dan alleen, dat hoe eerder gij hier zijt, hoe aangenaamer het mij zal weezen; wij zullen, met mijn Man, in weinige dagen te rug keeren, en dan zal ik U verder over alles, U en den Graaf betreffende, spreeken. Mijne andere Zuster Mevrouw Baville, die alhier gelogeerd is, blijft thuis; gij zult, derhalven, niet alléén zijn, zoo gij, vóór onze wederkomst, mocht aankoomen. Deeze Dame is van uwe komst verwittigd; zij weet den dienst, dien gij mij gedaan hebt, en zal U met vriendelijkheid, gelijk wij allen, ontvangen. Vaarwel, Julie! groet uwe Zuster, en vertrouw altijd op de vriendschap en genegenheid van
Uwe Vriendin
Louise Marquise van Grandpré
Geb. Dalmont.