ondervind dan, als het mogelijk is, eene gewaarwording, welke ik U niet mag uitleggen!’ Als zij ons, hier door, geen stillen wenk tracht te geeven, dat haar Kind een betrekkelijk recht op uwe zorgen, op uwe tederheid heeft? Immers schijnt mij dit dus toe, en schoon ik niets zekers kan bepaalen, zegt mijn hart mij, evenwel, dat 'er niets onmoogelijks in die gissing geleegen is. Mijn Broeder zal hier meer op kunnen naardenken dan wij; en ik verlang ten sterksten, dat wij de plaats mogen opspeuren, daar die beklagingswaardige Vrouw zich onthoudt. Ach! lieve Sophie! de Hemel weet, hoe veele stille traanen ik dikwerf over die verloorene Zuster gestort heb; hoe zalig zoude mijn en onzer aller genoegen zijn, als wij haar, dus onverwacht wedervonden! Laat Dalmont toch met zijn onderzoek voortvaaren; want, schoon ik niet kan gissen, wat de rede zij, waaröm die Vrouw zich als misdadig beschouwt, of reden kan vinden voor het wonderbaar gedrag, dat het Kind zegt dat zij ten opzichten van haaren Man hieldt, zoo is het evenwel waarächtig, dat zij allerongelukkigst moet zijn; en, is het dan onze plicht niet, al was zij ons geheel vreemd, om eene rampspoedige in haar lijden ter hulpe te koomen?
In mijne kindsche jaaren heb ik wel van eenen Grandpré die een vriend mijner Ouders geweest moet zijn, hooren spreeken; doch die famille is geheel uitgestorven, immers men heeft mij dit dikwerf gezegd; ik kan, dus, ten opzichten des Vaders van