en elkander niet te verklappen, is, dunkt my, de waare vreugd van het leeven! - nu, maak alles gereed. - Laat de achterste tuindeur open, ik zal Pollisson medebrengen.... Pollisson zeg ik!... lach niet, Julie!... maak dat gij een bed voor hem bezorgt. - Wij zullen den donkeren trap van het jachthuis met onze prooij, opkoomen, laat 'er een lantaarn bij derhand zijn. - Onze knechts kunnen, in den stal en bij den tuinman slaapen. - Bekommer uw hart maar niet; wij zullen geen geweld gebruiken, ten minste in mijn huis niet, gij weet dat ik gaarne eene Vrouw door zachtheid - niet door dwang, als zij eerst maar in mijne macht is, win. - - Ik hoop dat onze jacht gelukkig mag zijn; zoo niet, dan koom ik niet thuis voor overmorgen, gedraag U hier naar. -
Graaf van Hurt.
P.S. Die lompe vlegels van Arbeiders en Tuinlieden hebben met ons niets te verhandelen; ik kan ze missen, en breng volk genoeg mede; zend ze dus allen van de hand. - Uwe meiden, daar gij op vertrouwen kunt, moeten gereed blijven, zij konden nodig zijn. - Zend vooräl ouden Dirk weg, zeg hem dat hij in de stad bij mij moet koomen; het is beter dat hij een vergeefsche wandeling naar mij doet, dan dat hij ons in den weg staat! tegen elf uuren van den avond zijn wij, waarschijnelijk, bij U.