Fragmenten uit de roman van mijn leeven
(1993)–Jacob Eduard de Witte– Auteursrechtelijk beschermdFragment 2Mijn Vader te Riga aankoomende, werd hij, dadelijk op last der Keizerin, in activen dienst gesteld en na verloop van maar weinig maanden werdt hij naar St. Petersburg opöntbooden, om aldaar, na aan de Vorstin gepresenteert te zijn geweest, het plan te helpen daarstellen, dat zoude moeten dienen, om, ter beveiliging en gemak voor den Koophandel, de vereeniging der Groote Rivieren de Dwina met de Wolga tot stand te brengen. Een plan dat, reeds onder de Regeering der voorige Keizerin ANNAGa naar voetnoot17, op het tapijt geweest maar, om de moeielijkheden en gevaaren daaraan verbonden, toen was achtergebleven, en in de daad, dit plan scheen ook bijkans onuitvoerelijk, wanneer men, (om dit alleen te zeggen) in aanmerking neemt, dat men een aantal van meer dan Veertig uit en in waterende Schutsluizen daartoe moest aanleggen, en een uitgraving of Waterleiding maaken, tusschen Bergen en Heuvelen, veele uuren of werstenGa naar voetnoot18 lang, die met een Eeuwig IJs bezet en met Sneeuwklompen als overdekt waaren, waartoe aan de Russchen, die slechts gewoon zijn slechts eene enkele Bijl of Houweel te gebruiken, de noodige Gereedschappen ontbraken en onbekend waren en het Gouvernement des tijds geene Ingenieurs in dienst hadt die het zoo verre in de Hydracilie hadden gebragt, om zoodanig een Colossaal werk te durven onderneemen. | |
[pagina 48]
| |
Mijn Vader, zijne Commissie van het Hof ten dien einde ontvangen hebbende, raadpleegde over de mogelijkheid dier Onderneeming met zijne Vrienden en Landgenooten de Heeren van Zuchtelen, toen nog Kolonel, Redelijkheid, M[a]joor, Krausz, Kap[i]te[i]n, Van der Wijde, Kapitein, der Genie in Russchen dienst, benevens den Russchen Generaal der Genie Muller, de Vorsten Potemkin, BisbarotkaGa naar voetnoot19 en andere Lieden deskundig, welken, na gedaane Locale Inspectie, eenpaarig besloten, dat dit plan zeer mogelijk ten uitvoer zoude zijn te brengen, wanneer men slechts voorzien was, van de vereischte Werktuigen en kundige Sluis[w]erkers, zoo tot het doen der Welboringen, Timmer en Metzelwerk enz. Het Raport hiervan aan de Keizerin gedaan zijnde, gelaste zij, dat men geene moeite noch kosten zoude spaaren, om dergelijke gereedschappen uit andere Rijken te ontbieden, en bekwaame Sluis[w]erkers, uit de Nederlanden of elders te laaten overkoomen. Mijn Vader, onder wiens opzicht, geduurende zijne D[i]rectie te Amsterdam, zoo veele kundige Lieden hadden gearbeid, en volgaarne aan den wensch zijner Souvereine willende voldoen, beproefde het om een Vijftigtal zoodanige Arbeiders, door Vrienden en Brieven overtehaalen, om naar Rusland te koomen, en het gelukte hem daarin, even zoo wel als in het laaten vervaardigen der noodige Werktuigen en Gereedschappen, naar wensch te slagen; het welk van dat gevoeg was, dat de Keizerin, ter beloning van zijne Vlijt, hem den Rang van Brigadier Generaal, en het Ridderkruis der Ordre van St. Wolodimir schonk, hem tevens het opper opzicht, over de vereeniging der Dwina met de Wolga opdragende. Deze eer was beslissend voor het Fortuin mijns Vaders, en hetzelve werdt zulks te meer toen hij, na eenen moeielijken noesten en hoogstgevaarlijken arbeid, trouw en ijverig bijgestaan door zijne onderhoorige, na verloop van nog geen drie Jaaren, deeze zware taak, tot genoegen van zijnen Souvereine Keizer PAUL (zijnde de Keizerin inmiddels overledenGa naar voetnoot20) zag tot stand gebragt, en daarvoor, voor Hoogstdenzelven, werdt verheven tot Rijksgraaf, en Luitenant Generaal der Genie, nevens eene begifting van twee Arande Heerlijkheden, genaamd Kulpen en Reizenhoff, gelegen in Russiesch Coerland. Zijnen nieuwen rang verplichte hem om in de Residentie van den Keizer, zijn verblijf te moeten houden [,] hij vertrok dan van Riga naar St. Petersburg, en liet geduurende, de Regeering van Keizer Paul hoewel kort, nog | |
[pagina 49]
| |
verscheidene minder groote maar echter nuttige Werken aanleggen, en kort na de komst van Keizer ALEXANDER tot den Throon, werdt mijn Vader door Hoogstdenzelven de Opper Directie gegeven, over alle de Wegen en Waterwerken, in de geheele uitgestrektheid des Russischen Keizerijks, benevens den rang van Generaal en Chef der Genie, en nog voor 's mans dood, schonk de Jegenswoordige Keizer Alexander, ter belooning zijner uitmuntende diensten, aan den Kroon bewezen, hem den Adelstand voor zich en alle zijne Nakoomelingen, en begiftigde hem met de Ridderorde van St. Alexander Newski, welks kruis, omzet met brillanten, ter waarde van Twintig Duizend Roebels, hem door den Keizer eigenhandig, werdt uitgereikt. Zie daar genoeg van mijne Voorouders en Ouders; ik zal hier alleen bijvoegen, dat mijn Vaders inmiddels nog gehuwd is geweest, met eene Oostindische VrouwGa naar voetnoot21, (nog in Leven) wier Vader Gouverneur van Sylon is geweest; hij heeft bij haar verscheidene Kinderen verwekt, waarvan eene Dochter is getrouwd, met den Lieutenant Generaal Francois de WollandGa naar voetnoot22, en twee Zoonen, de eene Commandant der Donse Kozakken, en de andere Kolonel bij de Artillerie; alle nog in Leeven, en mijne eigene Zuster, die met mijn Vader naar Rusland is vertrokken, is, bij haare Eerste Huwelijk, de Vrouw geworden, van den Graaf CHIRNICHEFF Staadsraad des Keizers, en vervolgen[s], nà diens overlijden, in tweede Huwelijk getrouwd met den Hofraad NOWANOW, nog beiden in leven, zijnde mijn andere drie eigene Broeders Fredrik Hendrik, Pieter Lodewijk en Adriaan Kaspar, in Rusland overleden, de Eerste, met rang van Kapitein der Genie en Adjudant van den Generaal van Zuchtelen, verdronk op eene Zeereis naar Kamchatka, de tweede Advodaat bij het Hooge Gerechtshof aldaar stierf aan eene uitteerende ziekte, en de Jongste, na met eene aan zienelijke Russische Dame gehuwd te zijn geweest, Sneuvelde als Kolonel der Artillerie, in het beleg van Oczakow tegen de Turken. Mijn Vader zelf overleed te St. Petersburg in de Maand Mey der Jaars 1809, in den hoogen Ouderdom van 86 Jaaren. |
|