Stichtelijcke bedenckinge, onledige ledigheyt, stichtelijcke tijt-kortinge(1649)–Claes Jacobsz Wits– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 170] [p. 170] Den Godtloosen heeft geen vrede. Esa. 48. 22. Klinck-vers. OCh ! wat bedroefden tijt, wat siet men al geschieden Veel jammer, en verdriet, twist, tweedracht, groot ellendt, Hoe is de Mensch dus boos, verdorven en geschent, Dat hy het quaedt na-jaeght, en gaet voor 't goede vlieden ? Och ! wat baet 's Werelts vreucht, geldt, staet, of blijde tijden, Als 's menschen hert met lust in sonden blijft ghewent ? Hier door is hy een Slaef, geen vryheyt hy en kent, Hy heeft in slaverny, in 's Vleesch lust sijn verblijden: Dus krijght hy tot een loon een Beul in sijn gemoedt Die hem gedurigh plaeght, en altijdt vreesen doet Al voor des Heeren straf, die hy niet kan ontkomen, Hy vreest des Heeren handt: voor Duyvel, Doot, en Hel, Ontrust is sijn gemoedt door innerlijck gequel. Dit perst sijn banghe Ziel, en 't doet hem stadigh schromen. Vorige Volgende