Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: [Den Haag] |
Datum: onbekend |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Batjanstr. 5.
Beste Wim, Zondagnacht ben ik met den koffer behouden aangeland. Marie was er al verrukt over (ik heb alles nog eens uitgepakt), maar gisteravond is het de groote avond geweest, toen ik, nadat we Jans wat vroeg naar bed hadden gezonden, achtereenvolgens evenals Zondag alles aantrok. Marie kon er niet over uit, over al de pracht en ook ik was er zenuwachtig van, want 't werd waarlijk embarras de choix - een toestand, waar ik nog nooit in geweest was, ten opzichte van mijn broeken en jassen.
We hebben toen een lange familieraad belegd, die tot bij twaalven duurde. Daarbij is besloten, dat M. alles ontdoen zal van de etiketten,
[1:2]
wat bij de vesten en jassen makkelijk gaat, maar van de lippen der broeken is de étiket tevens voering, zoodat daar tegelijk nieuwe stukjes voering zijn in te zetten. De broeken zijn me verder werkelijk een ietsje te lang, wat uitkomt, daar ik een langer lijf en korter beenen heb dan jij, zoodat ik ze tot knellens toe (in 't kruis) moet ophalen. Om nu te voorkomen dat de broeken of dat ik inscheur, zullen we ze een vinger breed korter maken.
Marie zit naast me vlijtig te werken. Eerst de etiketten van de lippen en voeringlapjes er op, dan van de enkele broek, om te probeeren, een centimeter de pijpen ingenomen en gladgestreken met een bout. Lukt dit, wat ik wel denk, want ze doet 't heel zorgzaam
[1:3]
en netjes, dan zal ze ook de andere broeken doen (inkorten) en heeft er geen kleeremaker bij noodig.
Daarna komt 't uitstoomen. 't Is alleen wel waar, 't bruine pak b.v. heeft geen smetje. Alleen stel ik me voor, dat 't als 't dan terug komt een verhoogd cachet van nieuwheid en eigendommelijkheid zal krijgen. Van de week is alles beslecht.
Alleen van 't pak met de ruiten moet ik je slecht bescheid geven. Daar heeft de mot tusschen de beenen gaatjes gebeten. Ik zal van avond, als Jans naar bed is, 't nog eens voor den dag halen, maar naar mijn oordeel van gisteren, was 't gepiept, hoewel niet zoo erg als 't flanellen Egmondsche pak.
Ik heb gedacht, als ik er geen
[1:4]
gat in zie (door de gaatjes) om 't te dragen, zal ik 't je in den koffer terugzenden. Voor Arie zou 't nog met wat stoppen heel best zijn, want 't jasje is heel goed en als ik 't ongedragen laat hangen bij 't andere goed, wordt dit in 't voorjaar ook aangestoken.
Ik heb anders alles zoo veel mogelijk stofvrij gemaakt en geklopt en geschuierd, dat de gang grijs was van 't stof.
De overhemden begin ik volgende week vuil te dragen en verder geregeld. De witte blijven dan weer voor de een of andere gelegenheid rusten. Ik dank je nog wel eens hartelijk. Ook Marie laat je vriendelijk dankzeggen. Je hebt me voor tijden op mijn gemak gezet en ik spaar er een massa door uit op den duur. Het is als eene lijfrente.
Marie, die tegenwoordig ingericht is op 't dragen van bretels, heeft het groene paar ten geschenke gekregen. Ze zitten haar heel mak-
[1:1]*
kelijk.
Met hartelijke groeten
t.t.
Jan
P.S. Het speet mij, dat wij Zondag zoo abrupt van elkaar raakten. Ik kon nog net met mijn koffer in 't coupé vallen, tot grooten schrik van een haagsche burgerdames-verzameling, die meenden, dat ik ze vermorselen kwam.