Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: Den Haag |
Datum: 13 januari 1923 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
's Gravenhage
13/1/23
Beste Wim,
Wel wat laat schrijf ik je even, maar de dagen vliegen om.
Ik ben Woensdag naar je zuster geweest, waar ik ook Erik trof. Het was een bezoek van een uur en zeer tot mijn genoegen. Tijdens het bezoek kwam de Italiaansche juffrouw binnen, die echter allerminst hinderde. Het is een rustig oud dametje, die met Erik met zachte woordjes Fransch converseert.
[1:2]
Je zuster scheen 't wel aangenaam te vinden, dat ik van mijn bezoek kwam vertellen en ik heb 'r beloofd 't een volgenden keer weder te doen.
Ik heb haar van je bezwaren verteld om bij een bezoek harerzijds anderen te beletten te komen en je advies aan haar, om niet meer naar Amsterdam te verhuizen en te wachten tot je bij haar komt logeeren, als je komt teekenen in
[1:3]
't voorjaar. Met mij verlangt ze er zoo naar, dat je met eten doorgaat, b.v. met de oesters.
Uit haar hoofd is anders nog niet weg de spijt, dat ze je niet bij zich heeft om je te verplegen.
Ze informeerde, met Erik, of ik lang bij je geweest was. Vooral Erik was een oogenblik inquisitoriaal - hij houdt heel veel van je! - Hij keek daarbij erg slim
[1:4]
en ik hoop, dat ze niet tot concrete gedachten zijn gekomen.
Erg bemoedigend was voor mij de kaart van Pam, die je wel van me bedanken moet.
Ik heb je zuster nog kunnen pleizieren met het portret van Peronne en Constance in padvinderscostuum, gemaakt te Los Angelos en 't onderschrift: Twee Haagsche meisjes (volgen de namen) die per Ford-auto een reis om de wereld doen. 't Portret stond in de Telegraaf.
[2:5]
Volgens je zuster gaan ze misschien nog wel naar Indië, maar zeker niet naar Zuid-Amerika, waar 't peperduur is en de bosschen zoo dicht en donker zijn, dat ze er de vogels toch niet zouden kunnen filmen. Ze doen dit nu - of gaan dit nu doen - in N. Amerika. Ze zijn alleen de woestijn doorgetrokken om naar S. Francisco te komen en moesten zich eens uit 't zand graven, hebben overal hulp ondervonden, ook van de Indianen, in wier dorpen ze mede dansten. Ze doen
[2:6]
vergeefs moeite op eenigerlei wijze geld te verdienen, maar dit lukt niet. Er is niets los te krijgen.
Nu, beste Wim, ik kom weer eens gauw en mocht 't zijn, dat ik intusschen nog eens voor dienst in Amsterdam kom - ik ben dan niet alleen vermoedelijk - en kan ik 't met een trammetje doen, dan kom ik óók nog even bij je aan.
Hartelijken groet, ook aan Marie en van Marie en Jan
je
Jan