Willem Witsen aan J.H.E. Arntzenius-Witsen
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 26 november 1917 |
Verblijfplaats: KB 79 E 42 |
[1:1]
v.h. 26 Nov. 1917
Lieve Cobi,
Ik ga je maar dadelijk even antwoorden op je briefje; 'k heb de laatste drie weken niets laten hooren omdat 'k je geen goede berichten kon geven; verleden week heb 'k voortdurend erge pijn gehad in mijn hand, dag en nacht, maar nu is die pijn weer geweken en kan 'k de hand weer meer oefenen. De toestand is overigens dezelfde van de laatste maanden en 'k kan nog niets met de hand doen, en de drie eerste vingers zijn nog altijd in slaap. Dr. Correa heeft een X-foto gemaakt van beide handen om goed 't verschil te kunnen constateeren: de gezonde hand vertoont gave beenderen terwijl de zieke er uit ziet
[1:2]
of 't been van de pokken geschonden is, vol vlekken. Die atrophie werkt de genezing tegen en behoeft rust en warmte, terwijl de hand moet beter worden door oefening. In de pols is nauwelijks beweging en de vingers kunnen nog maar ongeveer de helft buigen, zoodat 't nog ontzettend lang kan duren. Maar de dokter zei van middag nog dat de functie tamelijk normaal zal worden, hoewel de lenigheid niet heelemaal zal terug keeren en al blijft de hand eenigzins misvormd. Intusschen ben 'k weer goed aan 't werk en heb een schoorsteenstuk gemaakt dat mij opgedragen is door een rijken fabrikant uit Enschedé, nog al een groot doek, ook ben 'k bezig aan een portretje van een klein
[1:3]
meisje, 't dochtertje van Kraane. Verder twee aquarellen, waarvan eén bijna af. Dat werken is 'n heerlijke afleiding voor den geest. Dat verdiepen in allerlei mogelijkheden van ziekte en akeligheid is zoo verkeerd - 't denken aan 't werk (ook al werk 'k niet, b.v. 's av. in bed, enz.) geeft rust en 's morgens sta 'k met plezier op, uit verlangen naar 't werk. 't Zal voor jullie ook prettig zijn om weer thuis te zijn en 'k hoop van harte dat de reis en de vermoeienis zal meê vallen.
Je schrijft er niet over of Cobaatje weer 'n beetje loopen kan, in je vorig bericht dat zij tusschen den dokter en de zuster eenige passen deed. 't Is zoo vreeselijk om niet te kunnen loopen, iemand die dat niet ondervonden heeft kan er zich geen denkbeeld van maken.
[1:4]
Wat mij betreft 'k loop weer bijna normaal. Wel wat stijf als 'k 'n poosje gezeten heb, maar dat verdwijnt gauw weer, gelukkig. Gaat Dr. Lingbeek ook naar den Haag? C. zal hem anders wel erg missen. Ik begrijp niet dat je liever buiten zou blijven. Marie vindt dat ook zoo'n prettig idée, maar ze heeft 't nooit gedaan! Ik zou de stad liever niet missen, en al ga 'k bijna de deur niet uit, 'k voel toch altijd 't mouvement om me heen en dat vind 'k heerlijk! En jullie wonen zoó ver van de stad, aan de witte brug, en bent zoo dicht bij de duinen! We rekenen er vast op dat je gauw eens komt als je weer thuis bent. Ik ben zoo blij om thuis te zijn dat 'k me wel verbinden wil er nooit meer van daan te gaan, ook al zouden de omstandigheden niet meer veranderen! Kom maar gauw eens kijken.
Hartelijke groeten ook aan C., van ons beiden,
je
W.