Willem Witsen aan Elizabeth Witsen-van Vloten
Plaats: Amsterdam |
Datum: 4 juli 1903 |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 972 |
[1:1]
Overtoom 75 Amsterdam
4 Juli 1903
Lieve Beb, al ga je ten eeuwige dage zoo door, 't brengt ons niets verder - integendeel! 't Is 'n vreeselijke verwarring die op deze manier niet kan worden opgelost. 't Eenige wat misschien nog kan helpen is verstandig praten zonder voor op gezette dingen en vooral zonder kwaadheid. Is dat mogelijk? Ik zal aanstaanden Donderdag 9 in Brussel op je wachten in de Rue neuve van 10 tot half elf; en als je er dan niet bent zal 'k van half twaalf tot twaalven op de Place de la monnaie gaan zitten; als je 'n andere afspraak wil maken, later of ergens anders schrijf 't me dan maar naar 't hotel de la Poste - en dan ga 'k 's avonds met je meê naar Mechelen. We
[1:2]
kunnen dan samen wat voor Ekie koopen en dat gesprek over die vervelende dingen hoeft je niet af te schrikken want dat kan in 10 minuten zijn afgeloopen.
Je brieven doen mij meer verdriet dan noodig en 'k zou met dien armen Hein graag willen ruilen als 't mogelijk was, - arme jongen 't is zoo vreeselijk, maar hij heeft ten minste nog 'n toekomst en 't geluk is voor hem niet voor goed verloren. Zie je Beb, die brieven trek 'k me niet aan om de leelijke dingen die er in staan, je mag me gerust uitschelden als je dat oplucht, - 'k weet toch wel dat je 't zoo erg niet meent en er spijt van hebt als je de dingen beter gaat zien; - maar wel omdat 'k toch al niets heb dan verdriet en 't eénige wat 'k nog heb, (de enkele dagen die 'k bij jullie kan doorbrengen en dat is alles!) in gevaar is om ook nog verloren te gaan; en dat alles om 'n chimère want meer is 't niet. Dat kàn je bedoeling niet zijn
[1:3]
en daarom moeten we praten - dat is mijn laatste hoop. Ik heb al 'n gevoel of 'k dood ben voor de jongetjes, 'k kan niets voor ze zijn en 'k heb, in deze omstandigheden niet eens de opgewektheid en de kracht om hun te antwoorden op hun brieven. Ik leef hier stil in de eenzaamheid van 'n omgeving die mij niets kan schelen, altijd denkende aan de duizenden herinneringen van 'n eigen heerlijk leven vol illusie en vol liefde dat 'k niet heb kunnen behouden - 'k leef hier dood in 't voortdurende verdriet van 'n mislukt leven, doe niets dan werken - 't eenige wat 'k nog voor jullie doen kan, en er is niets in mijn tegenwoordige leven dat 'k mij te verwijten heb of wat jij me verwijten kunt, wat op 'tzelfde neer komt. En daarom noem 'k 't 'n hersenschim en allemaal onnoodig verdriet, voor jou evengoed en daarom wil 'k niet kwaad worden want dan is alles verloren en 'k wil juist alles doen om te behouden
[1:4]
wat er nog over is en ons leven ten minste dragelijk te maken. En als jij dat ook wil en dat weet 'k wel zeker, dan zal ook alles wel goed gaan.
Dag Beb, tot Donderdag
W.