Willem Witsen aan Elizabeth Witsen-van Vloten
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 23 juni 1903 |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 971 |
[1:1]
23 Juni 1903
Ja, dan is 't maar 't best dat 'k heelemaal niet meer kom Betsy - als je mij niet anders kùnt zien dan heb je er toch ook niets aan en dan kàn 'k je ook niet helpen. Ik had gehoopt dat je langzamerhand tot andere gedachten zoudt komen, maar je wilt de werkelijkheid niet zien en daar is niets aan te doen. En hier zou 'k kunnen eindigen want 'k ben geen verantwoording schuldig van mijn doen en laten. Maar dan vind 'k 't zoo vreeselijk voor je om met die chimères alleen te zitten en je nog ongelukkiger te maken dan je al bent; en daarom wil 'k je nog even zeggen dat 't niet hoeft Beb - je bent de dupe van mijn vijanden, van menschen die niets kùnnen weten want 'k spreek er met niemand over. En jìj weet wat 'k gezegd heb op de v. Lennepkade en daar hoeven we niet meer op terug te komen. De rest is schijn en 't is al heel banaal om daar op in te gaan. De eénige manier om
[1:2]
mij er toe te brengen is te doen zooals je nù doet, want iemand die wanhopend gemaakt wordt doet wanhopige dingen, dat heb je al eerder kunnen op merken. - Maar ik slinger niet heen en weer en dat zou je zelf kunnen zien als je maar 'n klein beetje vertrouwen hadt. En zoo kortzichtig! Waarom zou 'k je besabelen? terwijl 'k doen kan wat 'k wil. Wàt 'k wil doe 'k en 'k doe niets waarvoor 'k me te schamen heb. Wat 'k wil en doen zal kan nooit vijandig zijn aan jullie en daarom kan je altijd op me rekenen en daar moest je altijd op rekenen al stond de heele wereld tegen je te gillen dat 'k zoo'n miserabele kerel ben. Ja, wèl miserabel maar niet in dien zin. Maar 'k kan en 'k wil niet leven in vijandschap en wantrouwen en nijd. Dan trek 'k me terug in mezelf en sluit me op met m'n werk en m'n verdriet en al de innige goede liefde die geringschat en versmaad en geminacht is. O hamer maar op me, de heele wereld zal je gelijk geven en ik zal de menschen niet wijzer maken dan ze zijn! En de lieve jongetjes, Meesje en Ekie en 't kleine mannetje zullen
[1:3]
opgroeien en misschien nooit weten hoe goed - en hoe vertrapt - hun vader was.
Dag Beb, - ga jezelf maar geen verwijten doen; - wat je mògelijk niet goed gedaan hebt, heb je niet anders kùnnen doen en als 't je ook maar eenigzins kan helpen in je verdriet denk dan gerust dat er niets in mijn hart is dat je niet goedgezind is. En laten we mekaar nu maar niet meer schrijven - ik heb niets aan je subjectieve zienswijze, alleen maar verdriet, en tòch al verdriet genoeg - en jìj verbittert maar meer tegen me en daar ben 'k niets op gesteld. Als je ooit wil dat 'k kom, zal je me altijd bereid vinden.
Wees gegroet
W.
Dag Beb, - o als je de heele waarheid 's zag!