Willem Witsen aan Elizabeth Witsen-van Vloten
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 30 januari 1903 |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1035 |
[1:1]
Lieve lieve arme Beb zit je ook bij je zieke mannetjes - 'k wou dat 'k bij jullie was - 'k leef met m'n gedachten nergens anders, niet nù, nu je schrijft dat ze ziek zijn, maar altìjd - en 'k kan 't niet begrijpen hoe 'k 't nog uithoud. Niet m'n wil, kracht of energie, maar m'n lichaam, m'n hoofd en hart. Maar wat doet 't er toe! Zal je me gauw nog 's schrijven hoe 't er meê is? Je weet hoe 'k mezelf altijd pijnig met angstige fantasiën. En 'k weet wel dat mazeltjes zoo erg niet is maar 't kan nèt zoo gemakkelijk compliceeren! Heb je 'n goeie dokter? Alles wat koû is, 'tzij lucht of water is zoo gevaarlijk met mazelen. En je schrijft zoo'n opgewekten brief, moedige Bebsy, lieve Beb - kon 'k je maar helpen en tot steun zijn, maar dat heb 'k nooit gekund, nooit.
[1:2]
Ik hoop zoo dat ze gauw weer beter zullen zijn, die lieve mannen - 'k zal dan Pammy gauw 's schrijven en Ekie teekeningetjes sturen - nù kan 'k niet.
En tòch ben 'k blij, Beb, dat 'k je nu zoo kan schrijven - 'k ben dichter bij je dan 'k in jaren, jaren geweest ben. Je merkt 't misschien niet omdat 'k zoo slecht kan schrijven en zoo weinig zeg. Maar ik heb 't gevoel dat je 't moet voelen hoewel 'k bij ondervinding weet dat niemand daar op rekenen mag. Misschien is alles daarom wel 't best zoo als 't is en dat zal 'k dan maar gelooven - maar we missen zoo veel.
De mannetjes zelf zullen 't niet zoo naar vinden om ziek te zijn en verzorgd te worden - ik heb ten minste van mìjn mazelen 'n prettige herinnering. Ik weet niet wanneer je dezen zult krijgen: 't spoorwegverkeer is
[1:3]
gestremd, door 'n algemeene staking - er rijdt geen een trein meer sints van middag, je hebt er zeker wel van gelezen in den courant. Als 'k voor Dinsdag niets van je gehoord heb, zal 'k telegrafeeren want dan geeft schrijven niets; dan krijg je ook geen hollandsche couranten. 't Is in de stad duidelijk te merken, zooveel militairen en al die menschen die niet meer weg kunnen!
Beb, wat ik voor de jongetjes zijn kan zal 'k zijn met hart en ziel - maar wat kunnen ze aan me hebben? Altijd wèg! en dan zóo oud en moe en tobberig en gebroken. Ik stel 't me ook wel ànders voor, als 'k er over lig te denken - maar zal 'k dat beleven? Ik voor mìj zal natuurlijk altijd met jullie meê leven als je me schrijft en alles vertelt - buiten jullie om leven kàn ik immers niet! Dank voor je brief, laat me maar wanhopend zijn - 'k schrijf je niet zoo
[1:4]
als 'k doe om je medelijden te vragen maar om je te laten zien hoè 't is - terwijl je allerlei in je hoofd haalt als 'k niets laat hooren - maar 'k heb wel heel veel aan je hartelijke genegenheid - en 'k zal ook gauw 's komen, als die teekeningen af zijn. Zeg nu de jongetjes maar iets liefs van Vafie - hij denkt altijd aan ze en houdt heel heel veel van ze.
Dag Beb
Pim
Vrijdag avond 30 Jan. 1903