Willem Witsen aan Elizabeth Witsen-van Vloten
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 10 juni 1897 |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1016 |
[1:1]
[briefhoofd Hotel Adrian, Amsterdam]
10 Juni [189]7
Goeie morge lieve vrouwtje hoe is 't nu met je? Neem je wel geregeld je drankje en blijf je wel een beetje in bed? Zal je niet te gauw denken dat je beter bent? Je bent zoo'n gauwtje! En Erik, maakt die 't je niet lastig, de kleine guit - ik hoor hem aldoor druk kraaien en springen in z'n wieg - naast Beb d'r bed. En Pammy? Je zult mij nu wel niet schrijven, nu, dat is niets, hoû je maar rustig - ik denk toch heel veel aan mijn lievelingen en weet precies wat ze doen.
Gisteren ben 'k nog bij papa geweest - hij had je juist geschreven en was in de meening dat Erik van daag jarig was! - 't Drukken ging gisteren
[1:2]
heel slecht; 'k geloof dat ik te lang aan die etsen gewerkt heb - 'k moet er weer veel uit maken en heb veel meer er aan te doen dan ik dacht. Ik heb de rouleau bij mij en vernis en alles maar 't zal nu wel Saterdag worden, dus kom ik op den eten en met Hein. Maar ik heb den koetsier gezegd van Vrijdag avond dus laat Gerrit dat afzeggen. Nu moet ik weer aan 't werk. Groesbeek is in Londen. Dag lieveling, morgen schrijf 'k weêr even en heb je elken avond een nacht groetje van je jongen. Ik ben Jan tegengekomen en 2 min. gesproken; hij had zoo'n haast om weer in IJ. te zijn. Hij was zóo gelukkig!
Dag lief; Pim ook, - dag Bebpy mijn.
[1:3]
Van Eeden gesproken bij v. Wisselingh. Wat zag hij er uit!! Hij was heel gedwongen en ongemakkelijk en ging gauw weg; probeerde vriendelijke dingen te zeggen maar 't ging niet. Martha niet gezien.