Willem Witsen aan Elizabeth Witsen-van Vloten
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: [11 juni 1897] |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 927 |
[1:1]
[briefhoofd Hotel Adrian, Amsterdam]
Vrijdag morgen
Lieve vrouwfie, hoe gaat 't met 't buikje? Is 't al beter of heb je Hoornman[?] eens laten komen? Je moest anders zelf ook maar eens aan de Revalenta. Van daag zal ik de groote bus zenden.
De etsen zijn vreeselijk tegen gevallen. Ik wist niet wat 'k zag. Vooral 't kolkje en de meisjes daar zal 'k nog 'n sjouw aan hebben. Anders maar overmaken. De Zwart was er ook juist gisteren met 'n ets die 'k voor hem gedrukt heb. Hij was verrukt en woû mij om de hals vallen doch mijn zwarte kiel
[1:2]
o.a. heeft hem daarvan terug gehouden. v. Wisselingh heb 'k nog niet gezien. Eergisteren heb 'k hem mis geloopen en gisteren was hij in Amersfoort. Ook Groesbeek heb 'k nog niet gezien. Lieve Beb, als je 't goedvindt breng ik Hein en Dientje meê morgen avond. Hein gaat dan naar Mulder en Dientje komt onder de hoede van vrouwfie. Ze gaan Maandag dan weer terug. Hoe vin je 't plannetje? Als 't buikje nog niet beter is of Erikje is 'n beetje knutterig of zoo, telegrafeer morgen ochtend dan even dat 't niet kan (adres v. Wisselingh 23 Spui) dat heb 'k met Hein afgesproken. Nu ga ik aan 't werk. Veel klappertjes voor moefie voor zoete Pam en lieve Erikje.
Dag Moef, dag Pammy dag Erikje.
Vafie