Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: IJmuiden |
Datum: [13 november? 1896?] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
IJmuiden, 's middags
Beste Wim, ik griezel nog een beetje van een deel van ons Bodega-onderhoud. En nu merk ik uit den datum op kantoor, dat het vandaag de dertiende is. Laten wij er dus beiden niet meer aan denken en ook maar niet meer aan het andere: dat ik altijd geld noodig heb. Ik zal zoo goed mogelijk er mij doorheen scharrelen, doór dit en door dàt en je moet maar eens gauw weer een afspraakje met mij maken, hier of anders dáár om weer eens pleizierig te praten. Alleen tegen Nollebol heb ik nog een beetje rancune (ik kan 't niet helpen); ik had 't nooit tegenover hèm gedaan, alleen vertrouw ik wel, dat 't zal uitslijten en zal 't hem niet zeggen. Tot mijn spijt zag ik in den trein, dat alleen het 3e en 4e deel van l'Esclavage in mijn bezit zijn.
Dag Wim
t.t.
Jan
P.S. Ik heb 't je nog vergeten te zeggen, maar pas altijd
[1:2]
als je over 't een en ander praat van jezelven op dien bediende in de Bodega. Hij stond achter je kwasi zijn handen te wasschen, maar keek je schrijven af toen je aan het begin (1e regel) was. Hij zag toen, dat ik hem fixeerde en liet 't na. Dag.