Hendricus Johannes Boeken aan Willem Witsen
Plaats: Amsterdam |
Datum: 22 april 1896 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Amsterdam 22 April 96
Beste Wim,
Hoe gaat het nu met je? Ik heb gehoord dat je je kleine teen voortdurend in het water moet houden, dat moet wel vreeselijk lastig zijn, en het moet ook wel wanhopig zijn dat je nu juist van je werk wordt afgehouden. Of is dat gelukkig al weer voorbij? Van de N.G. kan ik je niets zekers vertellen, van Looy probeert op het oogenblik weer een nieuwe combinatie, maar ik heb er heelemaal geheel geen fiducie meer in. Van Fons, Jolles en Erens heb ik sedert die groote onderhandelingen, waar jij ook nog bij bent geweest, nooit weer iets
[1:2]
gehoord. Nu, maar hoe het loopt, van die leening wordt gelukkig geen gebruik gemaakt. Van Willem zelf heb ik in den laatsten tijd ook nooit iets gehoord. Wel van van Eeden dat W. daar komt. Dr. Moll en v. E. zijn het daarover eens, dus gebeurt het.
Het wordt hier op mijn kamer met het voorjaar erg benauwd en rumoerig, maar ik zit er nog al heel plezierig en ben nog al goed bezig maar geheel voor mij zelf en met Jan corrigeer ik de proeven van W.'s proza-bundel daar kan Jan zoo goed 's nachts van slapen. Nol is tegenwoordig erg zwaarlijvig en -moedig en kan naar hij zegt niet meer slapen, vooral nu de poes je peetekind weer
[1:3]
aan het zwerven is, gisteren is hij weg geloopen en nu zitten ze in de grootste ongerustheid.
Schrijf mij eens hoe het Betsy den kleinen jongen en jezelf gaat. Iederen ochtend even na zonsopgang kijk ik naar linksch uit het raam of je nog niet op je oude hoekje zit.
Weest allen hartelijk gegroet, met een hand
van je
Hein.