Willem Witsen aan Jan Piet Veth
Plaats: Ede |
Datum: 11 december 1895 |
Verblijfplaats: RPK, autografencoll. Jan Veth, inv.nr. Br. 49; [1:1] en [1:2] op microfiche nr. 105/120, [1:3] op nr. 105/121 |
[1:1]
Jan Veth, Dat je 'n hekel aan mij hebt, kan mij niet schelen sints je mij explicatie weigerde van je zonderlinge houding in Arti in Oct. '94.
Nu, naar aanleiding van mededeelingen die Boeken mij gisteren deed, ben ik - eindelijk - de redenen te weten gekomen die van die houding een verklaring moeten zijn. Ter wille van de waarheid die je niet schijnt te kennen - en niet omdat ik wensch dat je van houding zoudt veranderen - wil ik je even melden dat ik in de eerste plaats nooit willens en wetens onbeleefd ben geweest tegen je vrouw. Ik heb inderdaad nooit voor Mevrouw Veth andere gevoelens gehad dan die van de meeste eerbied, achting en vriendelijkheid - en heb allerminst de lust gehad haar te hinderen of te
[1:2]
kwetsen. Heb ik dit onwetend gedaan dan is de verklaring daarvoor alleen te vinden in een zekere onnatuurlijkheid van doen helaas, - mogelijk een gebrek in mijn opvoeding, maar dat gebaseerd is op verregaande verlegenheid en in geenerlei verband met onvriendelijkheid of onbeschoftheid - en dan spijt het mij erg dat ik nooit in de gelegenheid geweest ben Mevrouw Veth hiervoor mijn verontschuldigingen aan te bieden. Vervolgens verzoek ik je de verzekering aan te nemen dat ik nooit kwaad van je gesproken heb en dergelijke onzin, of je een kwaad hart heb toegedragen.
Ik heb niets te maken met het stuk van P.T. in de N.G. - een stuk dat juist aanleiding is geweest van een verwijdering tusschen den schrijver en mij niet alleen,
[1:3]
maar ook tusschen hem en zijn toenmalige mede redacteuren - en waarvan de opdracht tegen mijn wil geplaatst is.
Tenslotte geloof ik dat het gebeurde in Arti nog versch genoeg in je geheugen zal liggen om te begrijpen dat dit schrijven niet als toenadering van mijn kant kan bedoeld zijn.
Willem Witsen
Ede 11 dec. 1895.