Willem Witsen aan August Allebé
Plaats: Ede |
Datum: 7 december 1895 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Ede 7 dec. 1895
Hoog geachte heer,
Ik ben den laatsten tijd heel halsstarrig aan het schilderen en dit is de reden, maar is de eenige reden dat ik tot nog toe uwen brief onbeantwoord moest laten.
Want uw brief was een groote vreugde voor mij - als brief van U alreeds en in de eerste plaats en vervolgens door de vriendelijkheid van uw welwillende beschouwingen over mijn werk. 't Deed mij zooveel plezier te zien dat U iets heeft aan mijn brabantsche etsjes
[1:2]
die, hoewel eenvoudig bedoeld, misschien niet eenvoudig genoeg zijn, maar waar U dan toch eenig talent in ziet.
Dikwijls denk ik terug aan den tijd dien ik nog wel gaarne zou door te maken hebben, om beter dan toen te profiteeren van uw raadgevingen en hooge kundigheid - maar hoe 't zij, ik blijf U dankbaar voor wat ik kán.
Mijne vrouw herinnert zich U ontmoet te hebben op het atelier van Marie Wandscheer; zij hoopt - en ik behoef U niet te zeggen hoe gaarne
[1:3]
ik het wenschen zou - dat U haar in de gelegenheid zult willen stellen de kennismaking te hernieuwen door in de eerste mooie dagen van de lente òf in den aanstaanden zomer ons het genoegen te doen eens een paar dagen bij ons te komen doorbrengen. Als U misschien Ede niet kent is het zeer de moeite waard hier eens te komen wandelen. Wij wonen hier heerlijk.
Geloof mij intusschen hoog geachte heer, met
[1:4]
vriendelijke groeten, ook van mijne vrouw
uw zeer dienstwillige
WillemWitsen