Gerrit Jan Hofker aan Willem Witsen
Plaats: Amsterdam |
Datum: 26 mei [1894] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Amsterdam 26.5.
Beste Wim, je brengt me eenigzins in verwarring. Heb je dan niet mijn tweeden brief ontvangen. Daarin heb ik je toch alles zoo duidelijk geschreven zoover ik wist. Ik zei daar dat aan den eenen kant de extremiteiten niet ontwikkeld waren. Maar er is niemand die het gezien heeft en den dag dat ik Pet sprak zei hij mij nog huilende dat de baker hem op méér opmerkzaam had gemaakt. Juist òmdat het, ook volgens den dokter, zoo verkeerd voor Betsy, ook voor het vervolg, zou zijn het kindje nu te zien, heb ik mevr. Versluys te kennen gegeven, dat bezoeken Betsy weer de lust geven het kindje te zien en te laten zien, zoodat zij beter alleen onder den invloed van Pet bleef. Maar ik heb dat alles in mijn brief geschreven. Hoe zit dat nu, Wim? En als ik dit alles niet duidelijk geschreven heb, dan heb ik 't toch
[1:2]
aangeroerd. Meer ook weet ik niet te schrijven. Alleen nu dit; al de heele week is Stella te Sloterdijk en op de kamer van Betsy. Zij was toevallig te Amsterdam logeerende. Dit is heel belangrijk en prachtig. Willem en Hein hebben haar niet gezien; zij komt niet van Betsy's kamer. Ik heb je ook in dien tweeden brief geschreven, dat ik aan 't werk ben voor de volgende aflevering. Als dat af is, kon 't best zijn, dat ik even over kwam. Daarom ben ik ook de heele week niet bij Pet geweest. Donderdag was alles heel goed in Sloterdijk volgens W. en H. die ik niet weer terug zag. Schrijf mij nu omgaande of die tweede brief dan werkelijk niet terecht is gekomen. Dat zou mij zeer onaangenaam zijn.
Willem heeft nu in 't geheel zes verzen gemaakt; Hein is nog niet aan
[1:3]
't werk.
De brochure van Pet is bijna af en, goed gezegd, een machtig stuk werk.
Wim, groet Betsy van mij.
Antwoordt even aan
Jan.