Frank van Vloten aan Willem Witsen
Plaats: Nunspeet |
Datum: 28 december 1892 |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Groeneveld Nunspeet
28/12 92.
Waarde Willem W.,
Soms voel ik me te beroerd om iets te doen doch van avond na een heerlijk uurtje en de Gil Blas voelde ik me geroepen je nog eens kalm te schrijven en je geld zoo te doen toekomen.
Wat het borg staan van Betsi aangaat vind ik dat niet zoo goed, doch de hoofdzaak is dat W. en ik je elk 2500 leenen, dan moeten W. en ik en jij last not least maar eens overleggen hoe.
Omdat je eerst schreef dat Betsi niets van je eerste brief wist schreef ik jou om haar nu alles te vertellen - anders niet. - Wat de 1300 aangaat: Neem nu 800 voor de schilderij van Jantje je mag nog wat op willen kleuren
[1:2]
en doe voor de 500 er een van mama en geef mij die cadeau. Stanny die onder meer lastige dingen de gewoonte heeft in mijne dingen te snuffelen weet toch iets van de 800 naar het schijnt. - Enfin nu sluit ik alles beter weg - -
Ik sluit hierin een cheque op van Hamel aan Betsi, later zal ik dat wel met van Hamel afmaken; behoud het geld en stuur mij of liever geef mij bij gelegenheid eene quitantie in volgende vorm.
Ontvangen v. Frank van Vloten volgens overeenkomst met hem en W. v. Vloten de som op rekening van vijfhonderd gulden waarvan ik mij verplicht 's jaarlijks 4% te betalen tot zij afgelost is - datum en onderteekening.
Overmorgen zal ik Willem vragen of hij zijn eerste duizend al heeft voor je en op gelijke quitantie kan sturen. - Ik kan nu niet weg en moet
[1:3]
v. Hamel zien en zelf wat rekeningen nazien om te weten onder welke vorm ik het geld kan nemen, dat Stanny er geheel buiten blijft. Zij is hier al lang en ik heb de post steeds opgewacht. Schrijf mij nu steeds aangeteekend of schrijf mij niet over iets wat dit aangaat.
De doctoren willen haar naar Utrecht hebben en zij wil niet, zoodat zoo lang ik hier niet weg kan - we hebben een huis houdster en zijn bijna klaar.
Alles vermoeit mij en ik verlang zoo naar rust, rust van dat geharrewar. - Het is nu uitgemaakt dat St. niet toerekenbaar is in hoever dat nu nog gevolgen heeft wil ik eerst haar verblijf te Utrecht afwachten. - De dokter zegt zij is het zelfde geval als die Bolle[breyer[?], ik ben het niet geheel met hem eens doch hield mij maar koest. Doch haar nabijheid
[1:4]
overspant mij zoo, - dat ik niets goed kan afdoen.
Nu werk voorspoedig en stuur maar naar Chicago,
t.t.
Frank