A.W.L. Versluys-Poelman aan Willem Witsen
Plaats: onbekend |
Datum: [27? december 1892] |
Verblijfplaats: KB 75 C 51 |
[1:1]
Mijnheer,
Hierbij zend ik U een' brief van Mieb. U weet zeker, dat ik een' brief kreeg om aan den heer K. voor te lezen, dat ik dat niet gedaan heb, dat ze, eer ik daartoe ook tijd had gehad, weer een' brief regelrecht schreef en copie daarvan aan mij, dat ze na dien brief te hebben verzonden berouw kreeg en mij telegrafeerde om dien van de post te halen, dat Versluys en ik, begrijpende dat dat toch niet toegestaan zou worden, naar de v.d. Heydenstraat gingen om aan Boeken te verzoeken dien brief niet te geven en dat dat toen al gebeurd was. Na al die dingen
[1:2]
was ik boos en schreef een briefje, waarop deze slaat. Ik schreef echter niet: er is bevel gegeven, maar: er zal moeten gezorgd worden, enz. Ook sprak ik niet van achting, maar van sympathie, wat een groot verschil maakt, nietwaar? Wat heb ik een spijt, dat ik mij ooit met die zaak heb bemoeid! Maar ik werd er door de omstandigheden ingebracht en had het niet kunnen vermijden. Ik had zoo gehoopt Mej. van Vloten nog eens te spreken. Ik gevoelde toen al behoefte een deel van den last van mij af te schuiven en zij had mij licht een beetje geholpen. Nu ben ik echter van plan er met Mieb geen woord meer over te wisselen.
Van middag wil ik eens gaan zien, hoe de heer K. het maakt. Mocht dat minder gewenscht
[1:3]
zijn, dan hoor ik het zeker nog wel van U. Ik zal zorgen geen enkel onderwerp aan te roeren, dat slechten invloed zou kunnen hebben. Langzamerhand vrees ik ook te veel van uw geduld te vragen, evenals Mieb.
Met de meeste achting
A.W.L. Versluys-Poelman