Willem Witsen aan Elizabeth van Vloten
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 10 [of 11?] april 1891 |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1076 |
[1:1]
Saturdag morgen
10 april 1891.
Nu heb je van ochtend geen brief gehad mijn lieve Beb, want gisteren avond heb 'k niet kunnen schrijven: ik heb bij Willem gegeten en Hein bij z'n broêr - en 's avonds had 'k Ising beloofd te zullen komen schaken. Maar Beppy nu heb je dezen toch van middag nog - gisteren avond vond 'k je brief - zoo prettig - 'k rekende er op - net als jij op den mijnen - Beb, gisteren heb 'k heel prèttig aan Hein gewerkt - z'n kòp; - dat hàar is toch zoo moeielijk, zoo mooì, zàcht en rìjk van kleur. Vandaag komt hij weer 'n beetje vroeg en hoop 'k weer
[1:2]
'n heele boel te doen. Maar lieve Bebpy we hoeven niet te wachten tot dat portret af is om 'n duinwandeling te doen, - laten we dat maar doen in 't begin van de vòlgende week, Maandag of Dinsdag, dan kom 'k vròeg en blijven we den heelen dag sàmen, ja Beb? - Ik heb wel veel te doen want de tijd gaat maar voort en nu is gauw de inzendingsdag te Rotterdam - daar gaat Hein naar toe met twee Londensche, de groote en kleine. Dus moet 'k wel hard werken. - Ik heb Frank nog niet geschreven en ook de muziek nog niet verzonden; dat zal ik morgen nu dòen, o, er is toch niets geen haast bij
[1:3]
omdat 'k voor eerst niet kan gaan - en dat weet hij immers - je moet ook bedenken Beb, dat 'k Willem's portret oók nog te etsen heb - en dat van Hein eerst - als pròef - en waarschijnlijk zal dat wel heel lang moeten duren, - maar wanneer ga je naar Ruurlo Bebpy? Toch waarschijnlijk niet voor Jùli of zoo? Zie je, dan moet Willem àf zijn - voor de uitgave - en dan kan ik toch ook best, tusschen nù en Juli - voor 'n week of wat naar Putten. Ik denk wel dat 'k er Munchen maar aan gèef - 'k heb het vroeger zoo dikwijls gedaan, in 't buitenland exposeeren - en nooit heb 'k er ièts aan gehad.
[1:4]
'k Dacht het nù te doen allèen om die persoonlijke uitnoodiging van de Haas. Gaan we dan zàmen naar Putten Beb? Ik heb nog niet geschreven naar Bussum maar ik denk wel dat 'k het gauw doen zal omdat ik eerst moet studeeren vóor dat 'k met je schoonzuster durf spelen.
Beb, de bamboe is wel heèrlijk, hij staat zoo hoóg rechtòp vást en de penseelen op de hoogte van m'n hand - 't is al heel aardig, hoe heb je 't toch verzònnen Beb. Nu zal Hein wel gauw komen en het papier is ook bijna óp - 'k moet nog thee zetten en 'k heb hem beloofd om 'n biefstukje te bakken van daag.
Dag liève liève Beb, kom ik Maandag in Haarlem? Schrijf dat even míjn Beb òf kom je nog hier soms?
Dag mijn Bebpy - dàg,
je
Pim