Willem Witsen aan Elizabeth van Vloten
Plaats: [Amsterdam] |
Datum: 8 april 1891 |
Verblijfplaats: UBA, XXX A 46, 1075 |
[1:1]
[briefhoofd Mij. Arti et Amicitiae, Amsterdam]
8 april 91
't Is vier uur mijn lieve Beb en om vijf uur heb 'k weer 'n afspraak met Kapteyn die me geïnviteerd heeft om met hem te gaan eten; - 'k ben moe van 't loopen en roeien en vooral misschien van 't mooie dat we gezien hebben. - We hebben 9 groote platen gefotografeerd en K. heeft ze mij laten stellen en kiezen en 't was zóo verschrikkelijk mooi van daag in de stad overal en, al mislukken die fotografiën nu ook - ik heb al die dingen in m'n hoofd - geen eén dat niet heel, heèl bizonder mooi was - dus kun je begrijpen! - 'k Heb K. ook gezegd dat als ze niet naar zìjn zin worden, hij ze mij toch maar moet zenden want
[1:2]
'k zou er misschien veel aan kunnen hebben omdat 'k er teekeningen van wil gaan maken - als 'k kan. Als 'k kàn, want 't is erg gecompliceerd, àl dat moois. O mijn Beb, had jìj dat nu maar gezien in plaats van hìj. Nu ja - hij was heel aardig en niet eigenwijs, zèlfs ging hij meê in mìjn bewondering. - Niet dat 'k geloof dat hij 't zàg - 't zag enfin zooals wij 't zien, hoe zou hij kunnen, - maar hij geloofde toch in mìj - dat zag 'k wel - en verder moet hij zelf maar weten wat hij er aan kan hebben. Beb, die groote brokken van 't mooie Amsterdam, met die regen luchten en die regen damp - mooi, mooi, mooi, anders niets. - Van morgen vóor tienen was hij al op m'n atelier, ìk nog niet klaar, dat begrijp je - en tot half éen hebben we geloopen, in de
[1:3]
buurt van de Geldersche en Prins Hendrik kaden, Oude Schans, Joden buurt enz.
We hebben bij v. Laar gedejeuneerd en daar kwam Free, die zich zelf geïnviteerd heeft om van middag meê te gaan eten; en om twee uur waren we weer op 't pad - en passant even die hoek van 't Singel b/d Ronde Luthersche kerk nemende - naar de Oranje sluis, waar de bootjes liggen, je weet wel, waar wij ook nog 's in 'n bootje zijn gestapt met Jacobus - en toen zijn we de stad in geroeid en hebben er vijf gemaakt - allemaal groot en mooi - (zou er iets van terecht komen?) - en we zijn geeindigd met 't gezicht op de Westertoren, de Prinsengracht - van de sluizen af bij den Haarlemmer dijk, waar we toèn die keer
[1:4]
ook met Jacobus geweest zijn, weet je 't wel, mijn Beb? - En nu brengt Kapteyn z'n toestel weg (hij logeert bij Scholten) en dan komt hij (en Free ook) - in de Bodega Vijgendam - enfin - 'k heb er zóo veel aan gehad, àl die mooie dingen - wat kan 'k er meê doen? - Zóo veel. - O Beb 'k verlang maar naar morgen, kom toch vroeg mijn Bebpy 'k verlang zóo naar je -- 'k ben erg moe met hoofdpijn - dag mijn Beb, tot morgen, ja? vroeg? - Gisteren ben 'k nog even op Arti geweest - neen, 't was eergisteren, heb 'k 't je al geschreven? Ze hangen heel goed alle drie, en eén is verkocht mijn Beb, voor f 200.-. O Beb, wat zou 'k nu willen beginnen aan die mooie mooie dingen en 'k heb zooveel anders te doen - en dan Putten en - !! Enfin, 't loopt niet weg, zooals m'n vader zou zeggen - zeker is 't dat ik ze in m'n hoofd heb, en voel ook. 'k Dacht dat m'n hoofie sterker was.
Dag mijn Beb, dag mijn lieve eigen kindje
je
Pim
Bebpy, Beb, 'k verlang zóo, kom toch bij Pim mijn Beb, dag, dag.